ECLI:NL:RBNHO:2022:1869

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
C/15/322310 / FA RK 21-5564
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor diagnose en behandeling van minderjarige kinderen in het kader van geschil tussen ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van drie minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. Buitenhuis, verzocht om vervangende toestemming voor diagnostiek en behandeling van de kinderen, omdat de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.R. Eilers, geen toestemming verleende. De rechtbank constateerde dat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen, die al geruime tijd niet naar school gingen en waarvoor diagnostisch onderzoek noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde dat de uiteenlopende zienswijzen van de ouders over de oorzaak van de problemen van de kinderen geen belemmering mochten zijn voor de noodzakelijke diagnostiek en behandeling. De rechtbank verleende daarom vervangende toestemming aan de moeder voor de aanmelding van de kinderen bij de benodigde zorginstanties. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
geschil ex artikel 1:253a BW
zaak-/rekestnr.: C/15/322310 / FA RK 21-5564
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 7 februari 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.J. Buitenhuis, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] , verblijvende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.R. Eilers, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 12 november 2021;
- het verweer, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 6 december 2021;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de vader van 18 januari 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 januari 2022 december 2021 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. Mr. Eilers heeft gepleit overeenkomstig ter zitting overgelegde pleitnotities.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De moeder heeft het eenhoofdig gezag over [de minderjarige 3] . De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de moeder.
2.3.
De moeder heeft een minderjarige dochter - [de minderjarige 4] , geboren op [geboortedag] 2008 - uit een andere relatie.
2.4.
Op 23 september 2020 heeft de moeder bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een verzoekschrift ingediend waarin zij het eenhoofdig gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] heeft verzocht. Bij aanvullend verzoek heeft de moeder verzocht vervangende toestemming te verlenen voor medische behandeling ten aanzien van de minderjarigen, inhoudende diagnostiek en behandeling.
2.5.
Bij beschikking van 10 maart 2021 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, aan de moeder vervangende toestemming verleend voor diagnostisch onderzoek van de minderjarige [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de Bascule te Purmerend. Daarbij heeft deze rechtbank overwogen dat toestemming voor alleen diagnostiek (en - naar de rechtbank begrijpt - niet voor behandeling) is verleend, omdat nog niet duidelijk is wat het Gemeenschappelijk Hof op Curaçao in hoger beroep tegen de uitspraak van de kortgedingrechter dat de moeder met de kinderen mocht afreizen naar Nederland, zal beslissen over het verblijf van de kinderen. Voorts is bij bedoelde beschikking de Raad opgedragen om eenmalig de omgang tussen de vader en de kinderen op 5 maart 2021 te begeleiden, over de bevindingen te rapporteren en de rechtbank te voorzien van nader advies. De rechtbank heeft partijen tenslotte opgedragen om, uiterlijk een week na de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie te Curaçao, bedoeld vonnis over te leggen aan de rechtbank. Vervolgens is de zaak pro forma aangehouden.
2.6.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 23 juni 2021 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, bepaald dat de kinderen eens per veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen haalt en weer terugbrengt bij de moeder. In de hiervoor genoemde bodemzaak zijn partijen (wederom) opgedragen om tegen de pro forma datum van 25 oktober 2021 de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie te Curaçao over te leggen en om hun respectieve standpunten ten aanzien van de verzoeken over het gezag en de omgang in het geding te brengen. Vervolgens is die zaak pro forma aangehouden. De pro forma behandeling is laatstelijk aangehouden tot 27 januari 2022.
2.7.
Op 1 september 2021 heeft Preventieve Jeugdbescherming, gemeente Purmerend, een verzoek tot onderzoek gedaan aan de Raad. Preventieve Jeugdbescherming heeft geconcludeerd dat de kinderen ernstig zijn bedreigd in hun ontwikkeling en dat diagnostiek en behandeling zeer noodzakelijk is, naast passend onderwijs en intensieve gezinsbegeleiding.
2.8.
Op 16 september 2021 heeft een Beschermingstafel plaatsgevonden, waarna de Raad een Beschermingsonderzoek heeft ingesteld.
2.9.
In de zaak bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie te Curaçao is nog geen uitspraak gedaan. De uitspraak is laatstelijk aangehouden tot 22 februari 2022.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft verzocht:
  • vervangende toestemming te verlenen voor aanmelding van [de minderjarige 1] voor het zorg- en onderwijsarrangement (onderwijs, diagnostiek en behandeling) c.q. de plaatsing c.q. de schoolgang van [de minderjarige 1] , het diagnostisch onderzoek van en de eventueel aansluitende behandeling van [de minderjarige 1] bij Orthopedagogische Praktijk [naam praktijk] , [plaats] , te [straat] ;
  • vervangende toestemming te verlenen voor aanmelding van [de minderjarige 2] bij Levvel (voorheen de Bascule), Specialisten voor Jeugd en Gezin, alsmede voor eventuele
diagnostiek en aansluitende behandeling van [de minderjarige 2] bij deze instantie.
3.2.
De moeder heeft ter onderbouwing het volgende naar voren gebracht.
De moeder heeft bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, het eenhoofdig gezag over de kinderen verzocht. De rechtbank heeft de beslissing hierover aangehouden, onder andere omdat er nog diagnostisch onderzoek bij [de minderjarige 1] moet plaatsvinden. De vader verleent hiervoor geen toestemming. Het gevolg hiervan is dat het diagnostisch onderzoek en dus ook een eventueel noodzakelijke behandeling voor [de minderjarige 1] nu niet kan aanvangen, maar ook dat hij geen onderwijs volgt. [de minderjarige 1] dreigt het plekje dat voor hem gereserveerd is, kwijt te raken. [de minderjarige 1] loopt vast in zijn ontwikkeling en komt niet mee op didactisch niveau. Hij was gestart binnen het onderwijs, maar komt niet tot leren. Zijn hoofd zit vol en er is sprake van een gebrek aan concentratie. Als gevolg van psychosociale problematiek is er onvoldoende ruimte voor het aanleren van schoolse vaardigheden. [de minderjarige 1] kan niet starten op het regulier of speciaal onderwijs en hij gaat nu dus niet naar school terwijl hij wel leerplichtig is. Verder onderzoek naar dyscalculie, dyslexie, adhd en/of trauma is nodig en in het belang van [de minderjarige 1] . Diagnostiek en behandeling is noodzakelijk zodat [de minderjarige 1] zich van daaruit verder kan ontwikkelen. Advies vanuit school is dat ook dat [de minderjarige 1] aangemeld wordt bij Praktijk [naam praktijk] voor het zorg- en onderwijsarrangement. Dit is noodzakelijk en niet omkeerbaar.
3.3.
Het is volgens de moeder van belang dat vervangende toestemming wordt verleend voor aanmelding van [de minderjarige 2] bij Levvel. De toestemming van de vader hiervoor is uitgebleven. Bij [de minderjarige 2] is op Curaçao een acute stressstoornis vastgesteld. Zij heeft nog te kampen met trauma’s. Het is nodig en in haar belang dat zij gescreend wordt en dat de trauma’s behandeld worden ter voorkoming van vastlopen op latere leeftijd of erger. De moeder kan niet langer in afwachting van de toestemming van de vader verblijven. Dat is niet in het belang van de kinderen, aldus de moeder.

4.Verweer

4.1.
De vader is van mening dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen. Daartoe heeft de vader het volgende aangevoerd.
De moeder heeft op 8 januari 2021 bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, al verzocht om vervangende toestemming voor de diagnostiek en medische behandeling van de minderjarigen. Het verzoek is behandeld op de mondelinge behandeling van 3 maart 2021. Op die zitting heeft de vader ingestemd met het stellen van een diagnose door de Bascule, niet met een behandeling. Daarop heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, aan de moeder vervangende toestemming verleend voor diagnose. Omdat de moeder al vervangende toestemming heeft gekregen om [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] voor diagnose aan te melden bij Levvel, stelt de vader zich op het standpunt dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De vader kan niet uitsluiten dat het noodzakelijk is dat de kinderen diagnostisch worden onderzocht, maar stelt zich op het standpunt dat ze moeten worden gediagnosticeerd zonder dat de onderzoekende instantie uitgaat van geweld van de kant van de vader en dat dat als (enige) oorzaak wordt aangenomen voor de problemen van de kinderen. Op grond van een goede diagnose kan worden bepaald of de kinderen moeten worden behandeld, zo ja waartegen, door wie en, in het geval van [de minderjarige 1] , welke school voor hem het meest geschikt is. In de pakweg twee jaar dat het gezin op Curaçao is bijgestaan door diverse hulpverlenende instanties, tot aan de rapportages van 25 en 26 mei 2020, zijn er geen problemen bij de kinderen geconstateerd. Niet kan worden uitgesloten dat een oorzaak voor mogelijk problematisch gedrag van de kinderen bij de moeder ligt, die hen de anderhalf jaar onafgebroken heeft verzorgd en psychische problemen heeft, aldus de vader.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:253a lid 1 BW kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.2.
De rechtbank constateert dat er veel is gebeurd in de korte tijd dat partijen een relatie hebben gehad. Zo hebben zij in een periode van zeven jaren een relatie gekregen, zijn er drie kinderen geboren, is het gezin naar Curaçao vertrokken, is de relatie in zwaar weer terecht gekomen en vervolgens verbroken en is de moeder alleen met de kinderen naar Nederland teruggekeerd. Niet in geschil is dat dit alles zijn weerslag op de kinderen heeft gehad. Er ligt een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 10 maart 2021 waarin is bepaald dat er diagnostiek voor de kinderen moet komen. Vaststaat dat er in de periode daarna niets is gebeurd met betrekking tot die diagnostisering. Er was sprake van een wachtlijst waardoor diagnostisch onderzoek niet van de grond is gekomen. De rechtbank overweegt dat de situatie nu een andere is, namelijk een 8-jarig kind met gedragsproblemen dat sinds 2020 niet meer naar school is geweest. In een periode van tien maanden is er dus geen hulp voor de kinderen gekomen, terwijl dat wel de bedoeling was. [de minderjarige 1] zit nog steeds thuis en er ligt een advies voor vanuit school dat [de minderjarige 1] wordt aangemeld bij Praktijk [naam praktijk] voor het zorg- en onderwijsarrangement. [de minderjarige 2] vertoont kindsignalen.
5.3.
De rechtbank begrijpt het verweer van de vader zo dat de kinderen hulp moeten krijgen als dat nodig is, maar om de juiste hulp te krijgen moet wel worden uitgegaan van de juiste feiten, wat tot nu toe steeds niet het geval is geweest, zo stelt de vader.
De rechtbank overweegt dat de vader miskent dat de feiten niet van doorslaggevend belang zijn om tot een juiste diagnostiek te komen. Uitgangspunt voor diagnostisering is de observatie van het kind. Immers, wanneer een kind kindsignalen afgeeft, moeten deze signalen onderzocht worden, waarbij het kind uitgangspunt is en niet de zienswijzen van de ouders daaromtrent. Een eventuele hulpvraag wordt geformuleerd zodra duidelijk is welke kenmerken het kind belemmeren in een onbelaste ontwikkeling. De feiten zijn op dit moment evenmin relevant omdat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en eensgezindheid hierover binnen een redelijke termijn ook niet te verwachten valt. Volgens de moeder is er in de relatie sprake geweest van huiselijk geweld, kindermishandeling, verwaarlozing etc. Volgens de vader is er in de relatie niets misgegaan wat van invloed kan zijn op het welzijn van de kinderen; was er met de kinderen zelfs helemaal niets aan de hand voordat zij terugkeerden naar Nederland. De rechtbank overweegt dat partijen het niet eens zullen worden over de vraag hoe hulp voor de kinderen moet worden ingestoken. De rechtbank neemt op dit punt over hetgeen de rechtbank Noord-Nederland in haar beslissing van 10 maart 2021 in 3.5. reeds heeft overwogen en maakt die tot de hare, namelijk dat voldoende duidelijk is geworden dat de kinderen problemen hebben en dit onderzocht moet worden, zonder te oordelen waardoor deze problemen zijn ontstaan.
5.4.
De rechtbank komt met inachtneming van het voorgaande tot het oordeel dat de uiteenlopende zienswijzen van partijen over de oorzaak van de problemen niet langer een belemmering mag zijn om de kinderen te laten diagnosticeren en zo nodig te laten behandelen. Naar het oordeel van de rechtbank moeten partijen voor nu loslaten wat de oorzaak van het gedrag van de kinderen is, zich realiseren waarover bij de kinderen ernstige zorgen bestaan, en zich richten op het belang van kinderen die in nood zijn en onderzocht moeten worden. Daar komt bij dat inmiddels te lang - in het nadeel van de kinderen - wordt gewacht op een uitspraak in hoger beroep van Gemeenschappelijk het Hof van Justitie te Curaçao, terwijl het hier een beslissing in een kort geding en niet in een bodemprocedure betreft en niet met zekerheid valt te voorspellen of de laatst afgegeven uitspraakdatum ook daadwerkelijk gerealiseerd zal worden. Nodig is in het belang van de kinderen dat op korte termijn bij hen wordt gestart met diagnostiek en vervolgens - indien geïndiceerd - met behandeling. De vervangende toestemming wordt daarom als hierna vermeld aan de moeder verleend.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent vervangende toestemming aan de moeder voor aanmelding, onderwijs, diagnostiek en behandeling van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] , bij Orthopedagogische Praktijk [naam praktijk] , [plaats] ;
6.2.
verleent vervangende toestemming aan de moeder voor aanmelding, diagnostiek en behandeling van [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] , bij Levvel (voorheen de Bascule);
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.