ECLI:NL:RBNHO:2022:1825

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
9546247 \ WM VERZ 21-1105
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens te hard rijden op autosnelweg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het te hard rijden op een autosnelweg buiten de bebouwde kom. De betrokkene reed 37 km per uur harder dan toegestaan, zoals aangegeven door verkeersbord A1. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 7 januari 2022 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. [gemachtigde], aangevoerd dat de meting met een afstand van 150 meter tussen het voertuig van de verbalisant en dat van de betrokkene niet betrouwbaar was. De gemachtigde betoogde dat het voertuig op die afstand nauwelijks zichtbaar was en dat niet duidelijk was welke verbalisant de overtreding had geconstateerd, wat de bevoegdheid van de verbalisanten in twijfel zou kunnen trekken.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter bewijsstukken overgelegd, waaronder een e-mail van een verbalisant en een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De kantonrechter oordeelde dat de afstand van 150 meter niet voldoende reden was om te twijfelen aan de mogelijkheid van de verbalisanten om het voertuig te volgen en het kenteken te noteren. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene onvoldoende feiten had aangedragen om de bevoegdheid van de verbalisanten in twijfel te trekken. Bovendien had de betrokkene bij het staande houden de overtreding erkend. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en legde de boete in stand, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9546247 \ WM VERZ 21-1105
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : mr. [gemachtigde] .

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is mr. [gemachtigde] verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 37 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1).
Gemachtigde heeft ter zitting bevestigd dat betrokkene het niet eens is met de beslissing van de officier van justitie. Hierna zijn kort de door gemachtigde namens betrokkene aangevoerde gronden doorgenomen. In het beroepschrift is – kort weergegeven – aangevoerd:
 dat de meting is gedaan met een te grote tussenafstand (150 meter). Een voertuig is dan nauwelijks zichtbaar.
 dat uit de stukken niet duidelijk blijkt welke verbalisant de gedraging heeft geconstateerd. Hierdoor kan ook niet worden vastgesteld of die verbalisant over de juiste certificaten beschikte om een gedraging te kunnen constateren.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting een e-mailbericht van 5 januari 2022 van één van de verbalisanten overgelegd (in het zaakoverzicht opgenomen als “ambtenaar 1”, in de functie van brigadier van politie), en een exemplaar van een arrest van 31 oktober 2018 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De omstandigheid dat er gedurende de meting sprake is geweest van een tussenafstand van 150 meter maakt het voor de kantonrechter niet aannemelijk dat verbalisanten het voertuig daarom niet goed in het oog hebben kunnen houden. Het kan goed zijn dat je op die afstand een kenteken niet goed kunt ontcijferen, maar er wordt niet betwijfeld dat je een voertuig (op basis van merk/kleur/bijzonderheden) niet met 150 meter tussenafstand kunt blijven volgen. Het kenteken kan dan afgelezen worden op het moment dat de verbalisanten overgaan tot staande houden. Voorts heeft de gemachtigde niets aangevoerd wat er toe zou moeten leiden dat getwijfeld kan worden aan de bevoegdheid van beide verbalisanten om een gedraging te constateren. Nu verbalisanten ook hoofdagent en brigadier van politie zijn, maakt het ’t nog onaannemelijker dat één van beiden hier niet toe bevoegd zouden zijn. Daarbij overweegt de kantonrechter dat het gemachtigde vrij staat om, indien hij zou willen aanvoeren en onderbouwen dat er sprake is van onbevoegdheid, van beide verbalisanten de certificaten op te zoeken.
Uit het op de zitting overgelegde e-mailbericht blijkt dat beide verbalisanten nog steeds achter hetgeen in het zaakoverzicht is opgenomen, staan.
Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten. Betrokkene heeft bij staande houden de gedraging ook erkend. In het zaakoverzicht staat immers de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:

ik erken de overtreding. Ik heb er niet bij stilgestaan dat het overdag overal 100 km/h het maximum is.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat uit alle stukken voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Hierdoor is geen aanleiding voor het vaststellen van een proceskostenvergoeding, zoals door gemachtigde is verzocht.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: