ECLI:NL:RBNHO:2022:1821

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
9533949 \ WM VERZ 21-1059
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bevoegdheid van de verbalisant bij het opleggen van een boete voor handelen in strijd met een geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, specifiek het negeren van bord C2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 7 januari 2022 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. [gemachtigde], de gronden van het beroep toegelicht.

De kantonrechter heeft overwogen dat de verbalisant, die als Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) was aangesteld, bevoegd was om de boete op te leggen. De gemachtigde betwistte de bevoegdheid van de verbalisant en stelde dat deze niet in staat was om de betrokkene staande te houden, aangezien de verbalisant te voet was en de betrokkene zich in een voertuig bevond. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de verbalisant handhavend optrad in het belang van de openbare orde en leefbaarheid van de locatie, en dat er voldoende bewijs was dat de verbalisant de boete terecht had opgelegd.

De kantonrechter heeft ook verwezen naar een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd gesteld dat er onder bepaalde omstandigheden geen reële mogelijkheid was om tot staandehouding over te gaan. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding vastgesteld, zoals door de gemachtigde was verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie locatie Haarlem
Zaaknummer : 9533949 \ WM VERZ 21-1059 CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum: 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene) gemachtigde : mr. [gemachtigde] .

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is mr. [gemachtigde] verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990, eenrichtingverkeer).
Gemachtigde heeft ter zitting bevestigd dat betrokkene het niet eens is met de beslissing van de officier van justitie. Hierna zijn kort de door gemachtigde namens betrokkene aangevoerde gronden doorgenomen. In het beroepschrift is – kort weergegeven – aangevoerd:
 dat getwijfeld wordt aan de bevoegdheid van de verbalisant. Deze is aangesteld als Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) openbare ruimte. De verbalisant mag handhavend optreden ten aanzien van C- of D-borden in relatie tot de ‘openbare orde’ en/of de ‘leefbaarheid’ op die locatie. Volgens gemachtigde is dit onvoldoende uit het dossier op te maken en dient de inleidende beschikking om die reden te worden vernietigd;
 dat er ten onrechte niet staande is gehouden.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende duidelijk is geworden dat de verbalisant bevoegd was tot het opleggen van de boete. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een kopie van een verkeersbesluit overgelegd van 7 juni 2018. Hieruit
blijkt dat onder meer het Kenaupark (waar onderhavige vermeende gedraging heeft plaatsgevonden) deel uitmaakt van een ‘verblijfsgebied’ binnen de bebouwde kom van Haarlem, dat de wegen binnen een verblijfsgebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen (30 km per uur), en dat de verkeersfunctie in een verblijfsgebied ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie. Hieruit staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat de verbalisant gehandhaafd heeft op de ‘openbare orde’ en/of de ‘leefbaarheid’ van het Kenaupark.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een tweede aanvullend proces-verbaal overgelegd, gedateerd en ondertekend op 4 januari 2022. Hieruit blijkt onder meer dat de verbalisant te voet was, terwijl betrokkene zich in een voertuig bevond.
Dat verbalisant betrokkene niet staande heeft kunnen houden is naar het oordeel van de kantonrechter hiermee dan ook voldoende verklaard. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 januari 2021 (vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2021:84), waarin het hof onder rechtsoverweging 8. als volgt overwogen heeft:

de aanvullende verklaring van de ambtenaar houdt in dat de ambtenaar te voet was en dat de snorfiets reed.. Het hof leidt hieruit af en acht dat ook aannemelijk, dat er onder de gegeven omstandigheden geen reële mogelijkheid was om (op veilige wijze) tot staandehouding over te gaan. Nu het dossier evenmin aanwijzingen bevat dat de gegevens in het zaakoverzicht niet juist zijn, ziet het hof geen reden om aan de juistheid van de gegevens te twijfelen….”.
Ook in deze zaak heeft de kantonrechter geen reden om aan te nemen dat de verbalisant betrokkene veilig en succesvol had kunnen staandehouden. Verbalisant was te voet, en betrokkene reed in een bedrijfsbusje.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat er verder geen feiten en omstandigheden meer zijn aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Hierdoor is geen aanleiding voor het vaststellen van een proceskostenvergoeding, zoals door gemachtigde is verzocht.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG
Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: