In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, specifiek het negeren van bord C2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 7 januari 2022 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. [gemachtigde], de gronden van het beroep toegelicht.
De kantonrechter heeft overwogen dat de verbalisant, die als Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) was aangesteld, bevoegd was om de boete op te leggen. De gemachtigde betwistte de bevoegdheid van de verbalisant en stelde dat deze niet in staat was om de betrokkene staande te houden, aangezien de verbalisant te voet was en de betrokkene zich in een voertuig bevond. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de verbalisant handhavend optrad in het belang van de openbare orde en leefbaarheid van de locatie, en dat er voldoende bewijs was dat de verbalisant de boete terecht had opgelegd.
De kantonrechter heeft ook verwezen naar een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd gesteld dat er onder bepaalde omstandigheden geen reële mogelijkheid was om tot staandehouding over te gaan. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding vastgesteld, zoals door de gemachtigde was verzocht.