ECLI:NL:RBNHO:2022:1818

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
9533939 \ WM VERZ 21-1056
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen administratieve sanctie en terugbetaling zekerheidsstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen en daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 7 januari 2022 is de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het rijden met een voertuig met een niet-deugdelijk afgedekte lading. De officier van justitie heeft op 3 januari 2022 de initiële beschikking vernietigd, waardoor de betrokkene geen belang meer had bij een beslissing op zijn beroep. De kantonrechter heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de betaalde zekerheidsstelling van € 66,00 aan de betrokkene moet worden terugbetaald. Tevens is de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 1.300,00.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet hoe de proceskostenvergoeding is berekend, waarbij rekening is gehouden met de verschillende proceshandelingen die door de gemachtigde zijn verricht. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen zes weken na de toezending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventies
locatie Haarlem
zaaknummer : 9533939 \ WM VERZ 21-1056
CJIB-nummer: : [nummer]
Uitspraakdatum: : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van:
naam: [betrokkene]
adres: [adres]
woonplaats: [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde: mr. [gemachtigde] .

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is mr. [gemachtigde] verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: met een voertuig rijden, met gevaar dat de niet deugdelijk afgedekte losse lading eraf valt.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Uit een brief van 3 januari 2022, verzonden aan gemachtigde op 4 januari 2022 en in kopie overgelegd op de zitting, blijkt dat de officier van justitie de initiële beschikking per 3 januari 2022 heeft vernietigd. Omdat betrokkene thans geen belang meer heeft bij een beslissing op zijn beroep, zal het beroep in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook zal de kantonrechter bepalen dat de reeds betaalde zekerheidstelling aan betrokkene dient te worden terugbetaald.
De kantonrechter ziet aanleiding om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift bij de officier van justitie en bij de kantonrechter ingediend, is door de officier van justitie gehoord en aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling van de zaak door de kantonrechter. Per proceshandeling wordt 1 punt toegekend. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting verzocht om niet 1 punt toe te kennen voor het telefonisch horen van de gemachtigde van betrokkene, maar in plaats daarvan een 0,5 punt. De kantonrechter ziet hier echter geen reden toe. Dat sprake is van een telefonische hoorzitting betreft naar het oordeel van de kantonrechter geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Bpb, reeds omdat een telefonische hoorzitting inmiddels gangbare praktijk is in zaken als deze. In totaal zal er voor de proceskosten aldus rekening worden gehouden met (beroepschrift aan de officier van justitie, telefonische hoorzitting, beroepschrift aan de kantonrechter en de verschijning ter terechtzitting) 4 punten.
De aard van een soortelijke zaak wordt doorgaans als licht beoordeeld, waarvoor een wegingsfactor 0,5 wordt toegepast. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de wegingsfactor ten aanzien van het punt voor de mondelinge behandeling niet op 0,5 te stellen, maar op 0,25, nu naar haar mening de gemachtigde minder voorbereidingstijd zal hebben gehad doordat de officier van justitie de inleidende beschikking heeft vernietigd. De kantonrechter is echter van oordeel dat de vernietiging van de inleidende beschikking dusdanig laat ter kennis van gemachtigde is gebracht (de brief is immers volgens de vertegenwoordiger van de officier van justitie op 4 januari 2022 aan gemachtigde verzonden), dat aannemelijk is dat gemachtigde al werk heeft gehad aan het voorbereiden van deze zitting. De kantonrechter zal aldus ook voor de mondelinge behandeling een wegingsfactor van 0,5 toepassen.
Derhalve komt de kantonrechter tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van ((2 x € 541,00) + (2 x € 759,00) = € 2.600,00 x 0,5 = ) € 1.300,00.

Beslissing

De kantonrechter:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 bepaalt dat de betaalde zekerheidsstelling ad € 66,00 aan betrokkene wordt terugbetaald;
 veroordeelt de officier van justitie tot het betalen van de proceskosten, vastgesteld op € 1.300,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 14 WAHV hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, Postbus 1621, 2003 BR Haarlem. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: