ECLI:NL:RBNHO:2022:1817

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
9533916 \ WM VERZ 21-1054
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verkeershandeling doorrijden bij rood verkeerslicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond. Betrokkene reed op de rijbaan voor linksafslaand verkeer, terwijl de rijbaan voor rechtsafslaand verkeer was afgezet. Ondanks dat betrokkene het groene licht voor linksafslaand verkeer volgde, sloeg hij rechts af, wat resulteerde in een overtreding van de verkeersregels. De officier van justitie had het beroep van betrokkene tegen de opgelegde boete ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 7 januari 2022 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een proces-verbaal van bevindingen overgelegd, opgesteld door de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat hij niet goed kon opmaken of de verbalisant de gedraging had kunnen vaststellen en dat de verklaring van de verbalisant niet op ambtseed was opgemaakt. De kantonrechter oordeelde echter dat de stukken in het dossier, inclusief het proces-verbaal en een overzichtsfoto, voldoende bewijs boden voor de gedraging waarvoor de boete was opgelegd. De kantonrechter concludeerde dat betrokkene op de verkeerde rijbaan reed en dat het negeren van het rode licht voor rechtsafslaand verkeer een gevaarlijke situatie kon opleveren.

De kantonrechter verwierp de argumenten van betrokkene en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de late overhandiging van het aanvullend proces-verbaal niet voldoende grond vormde voor een dergelijke vergoeding. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om zich aan verkeersregels te houden, ongeacht de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9533916 \ WM VERZ 21-1054
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : mr. [gemachtigde] .

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is mr. [gemachtigde] verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat.
Betrokkene is het niet eens met de boete. In het beroepschrift is – kort weergegeven – aangevoerd:
 dat betrokkene buiten deze boete met betrekking tot dezelfde verkeerssituatie ook nog een andere boete heeft ontvangen (overschrijding van de maximum snelheid), en een brief met het verzoek om contact te leggen over het niet opvolgen van een aanwijzing;
 dat betrokkene op de rijbaan waar hij reed, door groen licht reed;
 de betrokkene uit het dossier niet goed op kan maken of de positie van de verbalisant dusdanig was dat hij de gedraging kon vaststellen;
 dat de verklaring van de verbalisant niet op ambtseed is opgemaakt;
 dat de verklaring van de verbalisant te summier is ten opzichte van het verhaal van betrokkene;
 dat niet voldoende duidelijk is waarom betrokkene niet staande kon worden gehouden;
 er had een andere feitcode opgelegd moeten worden: die van het niet volgen van de voorgesorteerde rijrichting.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie nog een proces-verbaal van bevindingen, door de verbalisant opgemaakt en ondertekend op 7 januari 2022, overgelegd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name ook het proces-verbaal van bevindingen en de aangeleverde overzichtsfoto – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Vaststaat dat betrokkene op de linker rijbaan heeft gereden. Voor deze rijbaan geldt het stoplicht alleen voor links afslaand verkeer. Betrokkene besloot echter om naar rechts te gaan. Dan geldt niet het stoplicht voor links afslaand verkeer, maar dat voor rechts afslaand verkeer. Als voor rechts afslaand verkeer rood licht geldt, dan kan het een gevaarlijke situatie opleveren als een bestuurder tóch naar rechts gaat. Het overige verkeer verwacht dit immers niet.
Uit de foto bij het aanvullend proces-verbaal is goed op te maken waar verbalisant heeft gestaan en dat hij dus ook goed zicht heeft gehad op de gedraging.
Nu er een ambtsedig ondertekend proces-verbaal is overgelegd, zal voorbij gegaan worden aan de grond dat de verklaring niet ambtsedig is opgemaakt.
De kantonrechter acht de verklaringen van de verbalisant in het zaakoverzicht, alsook de verklaring in het aanvullend proces-verbaal, in tegenstelling tot gemachtigde niet te summier.
Betrokkene is niet staande gehouden, maar de kantonrechter is van oordeel dat hier ook geen reële mogelijkheid voor was nu de verbalisant ter plaatse ondersteunend werk verrichtte bij een voertuigbrand.
Ten slotte staat het een verbalisant vrij om een feitcode te kiezen waarvoor een boete wordt opgelegd. De verbalisant heeft er klaarblijkelijk voor gekozen om twee boetes op te leggen: één voor het overschrijden van de maximum snelheid en één voor het door rood licht rijden. Het is aan de kantonrechter in deze zaak enkel om te beoordelen of er getwijfeld kan worden aan de gedraging. Alles overwegende is dat niet het geval. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. De gemachtigde heeft een beroep gedaan op toekenning van proceskosten, nu het aanvullend proces-verbaal pas op de zitting beschikbaar is gesteld. De kantonrechter ziet hier echter geen aanleiding voor. Deze omstandigheid is hooguit onzorgvuldig te noemen, maar daardoor kan niet worden besloten om stukken buiten behandeling te laten, of de officier van justitie ter vergelding hiervan een (kleine) proceskostenvergoeding op te leggen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: