ECLI:NL:RBNHO:2022:1803

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
C/15/318361 / FA RK 21-3398
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming tot erkenning van een kind in het kader van de gevolgen van een gewelddadige relatie

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarig kind. De man, verzoeker, heeft de biologische vader van het kind en verzoekt de rechtbank om toestemming voor erkenning, omdat de moeder, de vrouw met wie hij een relatie heeft gehad, weigert deze toestemming te geven. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting waar beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten en een bijzondere curator die het kind vertegenwoordigde. De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarbij zij aanvoert dat erkenning haar belangen schaadt en de emotionele ontwikkeling van het kind in gevaar kan brengen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker van het kind is, maar dat de erkenning volgens de moeder schadelijk zou zijn voor de ongestoorde verhouding tussen haar en het kind. De bijzondere curator heeft in haar advies aangegeven dat de moeder psychisch getraumatiseerd is door de relatie met de man, wat de hechting tussen haar en het kind onder druk zet. De rechtbank heeft de psychische toestand van de moeder en de impact van de erkenning op de ontwikkeling van het kind in overweging genomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van de moeder en het kind zwaarder wegen dan het belang van de man bij erkenning. De rechtbank heeft het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning afgewezen, omdat erkenning een reëel risico met zich meebrengt voor de emotionele en sociaal-psychologische ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming tot erkenning
zaak-/rekestnr.: C/15/318361 / FA RK 21-3398
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 3 maart 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
zonder vaste woonplaats, verblijvende te [verblijfplaats] , op een onbekend adres,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. R. Aboukir, kantoorhoudende te Eindhoven,
--tegen--
[verweerster],
verblijvende op een geheim adres in dit arrondissement,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. el Aqde, kantoorhoudende te Amsterdam.
Het minderjarige kind [naam minderjarige] wordt vertegenwoordigd door mr. C.L. Verhoeven, bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, ontvangen op 13 juli 2021;
- de beschikking van 3 november 2021, waarbij mr. C.L. Verhoeven te Haarlem is benoemd tot bijzondere curator;
- het verslag van de bijzondere curator van 29 november 2021.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 februari 2022 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. R. Aboukir, de moeder bijgestaan door mr. A. el Aqde, en mr. C.L. Verhoeven, bijzondere curator. Zowel de man als de moeder hadden bijstand van een tolk in de Marokkaans-Arabische taal.
Voorts was als informant aanwezig de heer [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna mede te noemen: de Raad.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit de moeder is op [datum] te [plaats] geboren het thans nog minderjarige kind: [de minderjarige] .

3.Verzoek

3.1.
Het verzoek van de man strekt tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van het kind, als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Hij verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De man baseert zijn verzoek gebaseerd op de stelling dat hij de biologische vader en de verwekker is van het kind en dat de moeder zonder redelijke grond weigert toestemming voor de erkenning van het kind te verlenen. De man acht het in het belang van het kind dat de naam van zijn vader op de geboorteakte wordt vermeld. De erkenning schaadt de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind niet en door de erkenning komt een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind ook niet in het gedrang.
Nu hij alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft kan de man het kind volgens Marokkaans recht niet erkennen. Gelet op de Nederlandse nationaliteit van het kind is Nederlands recht van toepassing is op de erkenning.

4.Verweer

De moeder voert ter zitting gemotiveerd verweer. Zij concludeert tot afwijzing van het verzoek. Zij betoogt dat erkenning haar belangen bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt, waardoor een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.

5.Het standpunt van de bijzondere curator

5.1.
Volgens de bijzondere curator is Nederlands recht op het verzoek van toepassing, omdat de moeder mede de Nederlandse nationaliteit bezit en volgens het Nederlandse recht de toestemming van de moeder voor erkenning is vereist.
5.2.
De bijzondere curator heeft op 19 november 2021 met de moeder gesproken in aanwezigheid van mevrouw [naam psycholoog ] , psycholoog verbonden aan het Infant Mental Health team van Youz (Parnassia Groep). De moeder heeft haar verteld dat zij in 2019 een relatie met de man heeft gekregen en dat zij gepland zwanger is geraakt. Vervolgens bleek dat de man er andere relaties op hield en ging hij zich agressief naar haar gedragen. De moeder was ook bang voor haar familie omdat zij ongehuwd zwanger was. De relatie verslechterde tijdens de zwangerschap en in die periode heeft de vader de moeder tot bloedens toe mishandeld in het bijzijn van haar oudere dochter [naam dochter] uit een eerdere relatie. Zij is die avond behandeld bij de huisartsenpost en zij heeft aangifte gedaan van de mishandeling. Na de mishandeling is de man het huis uit gevlucht. In de periode direct na de bevalling is de vader opnieuw naar het huis van de moeder gekomen en zich toegang tot de schuur verschaft. De politie heeft hem vervolgens weggehaald en hem verzocht het land te verlaten, aldus de moeder. De man heeft haar vervolgens op social media te schande gemaakt, omdat zij zich als prostituee heeft gedragen door ongehuwd zwanger te raken. Hij heeft ook foto’s van haar online gezet. Haar familie en met name haar broers hebben hier heftig op gereageerd. Na de bevalling van [de minderjarige] heeft de moeder contact gezocht met de man, omdat zij hoopte zichzelf en de familie verdere schande te kunnen besparen. Achteraf vermoedt de moeder dat het de man alleen om een verblijfstatus te doen was.
Volgens de bijzondere curator is de moeder tijdens haar verhaal erg geëmotioneerd en is zij overduidelijk getraumatiseerd door de situatie.
5.3.
[naam psycholoog ] heeft aan de bijzondere curator bevestigd dat het team van Infant Mental Health van Youz betrokken is bij het gezin omdat de moeder door de relatie met de man zozeer is getraumatiseerd, dat dit de veilige hechting tussen de moeder en [de minderjarige] in de weg heeft gestaan. De moeder en [de minderjarige] worden naast de hulp via Youz, ook nog ondersteund door het Centrum voor Jeugd en Gezin, maatschappelijk werk, Psyq en de Blijf Groep. Het gaat beter met de moeder en het kind sinds de man Nederland heeft verlaten. De moeder raakt ernstig van slag als zij weer met het verleden wordt geconfronteerd, bijvoorbeeld door deze zaak. Het hulpverleningsplan en de diagnose van Youz van 26 november 2021 zijn aan het verslag van de bijzonder curator gehecht.
5.4.
De bijzondere curator heeft op 23 november 2021 via facetime met de man gesproken in aanwezigheid van diens huidige partner [naam huidige partner man] , die ook als tolk fungeerde. Volgens de man had hij aanvankelijk een goede relatie met de moeder. Dit veranderde toen zijn zwanger bleek. Zij maakte overal problemen van. De relatie is twee maanden voor de geboorte verbroken. De moeder heeft de politie gebeld toen de man na de geboorte het kind wilde zien. De man ontkent de beschuldigingen van mishandeling en het online vernederen van de moeder. De moeder probeerde naderhand de relatie te herstellen, aldus de vader. Zij is nog met [de minderjarige] naar hem toe gekomen. Hij mocht [de minderjarige] erkennen voor € 3.000. De man is daar niet op ingegaan. De man vermoedt psychische problematiek bij de moeder. Hij wil niets meer met haar te maken hebben. Hij wil echter wel officieel als vader van [de minderjarige] geregistreerd worden, omdat het zijn zoon is. Hij kan er niet bij dat hij zijn zoon niet mag zien.
5.5.
De bijzondere curator stelt in haar conclusie vast dat de verhalen zeer sterk uiteenlopen. De moeder heeft haar de aangifte van mishandeling getoond en websites waarop zij te schande wordt gemaakt. Objectief bewijs van de stellingen van de moeder ontbreekt echter. Wel is duidelijk geworden dat de moeder volgens de hulpverlening ernstig is getraumatiseerd door de relatie met de man, welk trauma nog niet is verwerkt en direct impact heeft op het welzijn van [de minderjarige] . Door de psychische beschadiging van de moeder staat de hechting tussen de moeder en [de minderjarige] dermate onder druk dat er specialistische hulpverlening is ingeschakeld. Op basis van de huidige informatie zou erkenning van het kind door de man leiden tot een onwenselijke verstoring van de relatie tussen de moeder en het kind. Het verzoek moet daarom worden afgewezen. Gelet op de impact van de beslissing tot toewijzing dan wel afwijzing acht de bijzondere curator het tot slot van belang dat de Raad ter zitting in aanwezigheid van alle betrokkenen een advies geeft, nadat partijen eerst nadere informatie hebben geleverd.

6.Beoordeling

Bevoegdheid
6.1.
De man heeft de Marokkaanse nationaliteit en de moeder heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit. De zaak heeft daarom een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt.
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevestigend worden beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de moeder en het kind mede de Nederlandse nationaliteit hebben en hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
toepasselijk recht
6.2.
Ingevolge artikel 10:95, eerste lid, van het BW wordt de vraag of erkenning door een man familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, in beginsel bepaald door het recht van de staat waarvan de man de nationaliteit bezit. Indien volgens dat nationale recht rkenning niet of niet meer mogelijk is, is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
6.3.
De man heeft de Marokkaanse nationaliteit. Blijkens artikel 160 Mudawwana (het Marokkaans Familiewetboek) kent het Marokkaanse recht ‘het aannemen van vaderschap’ ook wel ‘erkenning’ genoemd. Dit is echter geen erkenning zoals in Nederland bekend; het vestigt namelijk geen familierechtelijke betrekkingen of verplichtingen ten aanzien van de zorg en het vermogen van het kind. Daarom stelt de rechtbank vast dat de Marokkaanse wetgeving de erkenning als bedoeld in artikel 10:95 BW niet kent (zie ook Hof Arnhem, d.d. 21 december 2004, LJN: AR8882).
6.4.
Nu het kind zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft en erkenning naar Nederlands recht wel mogelijk is, is Nederlands recht van toepassing op de bevoegdheid van de man tot erkenning en de voorwaarden voor erkenning.
6.5.
Op grond van artikel 10:95 derde lid BW is op de vraag of de moeder toestemming moet geven voor de erkenning, van toepassing het recht van de staat waarvan de moeder of het kind de nationaliteit bezit. Nu de moeder en het kind beiden mede de Nederlandse nationaliteit hebben, wordt de vraag of de moeder toestemming moeten geven voor de erkenning beheerst door het Nederlandse recht.
Inhoudelijke beoordeling verzoek vervangende toestemming erkenning
6.6.
Ingevolge artikel 1:204, derde lid, onder a BW kan de toestemming van de moeder van een kind dat nog geen zestien jaar is, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon de verwekker van het kind is.
6.7.
Niet ter discussie staat dat de man de verwekker van het kind is.
6.8.
Namens de man is een gewaarmerkt afschrift uit de Basisadministratie Personen (Brp) van de moeder van 25 november 2021 overgelegd. Hierop staat vermeld:
burgerlijke staat ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] : gehuwd.De man wijst verder op het ontbreken van vadergegevens op de geboorteakte van [de minderjarige] , maar hij verbindt uitdrukkelijk geen conclusies aan de eventuele huwelijkse staat van de moeder ten tijde van de geboorte van het kind.
6.9.
De rechtbank, geautoriseerd om de Brp te raadplegen, heeft ambtshalve geconstateerd dat het huwelijk van de moeder met haar vorige echtgenoot op 8 juli 2014 door echtscheiding is ontbonden. Van een nader huwelijk is niet gebleken. Dit stemt ook overeen met de inhoud van het dossier en het verklaart ook het ontbreken van vadergegevens op de geboorteakte. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat bedoeld gewaarmerkt afschrift uit de Brp fouten bevat, zowel betreffende de burgerlijke staat van de moeder als de spelling van de naam van het kind. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat de moeder ongehuwd was op het moment van geboorte van [de minderjarige] , zodat [de minderjarige] slechts één juridische ouder heeft, te weten de moeder. In die zin zijn er geen wettelijke beletselen voor de erkenning.
6.10.
Door en namens de moeder is verwezen naar haar verklaring zoals afgelegd bij de bijzondere curator. Behalve de mishandeling tijdens de zwangerschap heeft de vader ook doodsbedreigingen geuit jegens de moeder. Ter zitting is geciteerd uit de verklaring van de huisartsenpost over verwondingen van de moeder na de gestelde mishandeling.
De moeder kreeg een alarmknop via het Blijfhuis nadat de man na de bevalling bij de moeder thuis was gekomen. Veilig Thuis is nog steeds betrokken vanwege het voortduren van de bedreigende situatie, onder meer omdat de man dreigt alle foto’s en videos’s van de moeder online te zetten als hij geen toestemming tot erkenning krijgt.
De hechtingsrelatie tussen haar en het kind is verstoord en zal verder worden verstoord als het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning zal worden toegewezen, vanwege de spanningen die de moeder ervaart als gevolg van de relatie met de man. Een raadsonderzoek is niet nodig, aldus de moeder.
6.11.
De vader handhaaft zijn verzoek, omdat hij het in het belang van [de minderjarige] acht dat hij weet van wie hij afstamt. Het enkele “papiertje” waaruit zijn vaderschap blijkt kan niet tot een ernstige verstoring van het psychische evenwicht van de moeder leiden, zeker nu er geen contact meer is tussen partijen. Het gaat de vader immers niet om omgang en hij is niet van plan een verzoek daartoe te doen. De vader zet vraagtekens bij de psychische toestand van de moeder en de ingezette hulpverlening bij gebrek aan onderbouwing. De vader betwist dat hij alleen erkenning wil om in Nederland een verblijfsvergunning te kunnen krijgen omdat hij inmiddels een stabiele relatie in België heeft en van plan is om daar een verblijfsvergunning aan te vragen. De vader acht een raadsonderzoek van belang vanwege de zorgen over [de minderjarige] .
6.12.
Ter zitting heeft de bijzondere curator - gehoord partijen en de Raad - haar advies tot afwijzing van het verzoek gehandhaafd. Zij acht - mede gelet op de informatie van de psycholoog van de moeder - het risico reëel, dat vanwege de psychische gesteldheid van de moeder, die veel verder gaat dan enige emotionele weerstand, erkenning een nadelige invloed zal hebben op de reeds bestaande hechtingsproblematiek.
6.13.
Namens de Raad is het navolgende opgemerkt. Het is in het algemeen in het belang van een kind om te weten van wie het afstamt. Als dit onduidelijk is, bestaat op langere termijn het risico dat het kind wordt geschaad in zijn identiteitsontwikkeling. De mogelijke gevolgen hiervan zijn nu niet in te schatten. Volgens de Raad is op korte termijn - gelet op de geschetste problematiek - het reële risico aanwezig dat de verhouding tussen de moeder en het kind door de erkenning wordt verstoord door toenemende spanningen bij de moeder, met name als de vader gebruik gaat maken van zijn rechten als juridisch vader. Hierdoor zal [de minderjarige] (verder) in zijn ontwikkeling worden bedreigd. De Raad ziet op dit moment geen meerwaarde in een onderzoek omdat dit niet veel meer zal behelzen dan wat de bijzonder curator al heeft onderzocht. Bovendien geeft een raadsonderzoek ongetwijfeld veel stress bij de moeder, wat niet in haar belang is en daarmee ook niet in het belang van [de minderjarige] .
6.14.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor het antwoord op de vraag of erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind zal schaden, komt het aan op een afweging van de belangen van de betrokkenen. Hierbij is het uitgangspunt dat zowel de vader als het kind er belang bij heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang van de vader daarbij kan echter niet zo zwaar wegen dat de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind geschaad zouden worden in geval van erkenning van het kind door de vader. Van schade aan de belangen van een kind is sprake, als ten gevolge van de erkenning voor het kind er een reële risico is dat hij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling.
6.15.
De rechtbank stelt vast dat uit het verhandelde ter zitting, het verslag van de bijzondere curator en de daarbij gevoegde informatie van de psycholoog van Youz, blijkt dat bij de moeder sprake is van forse psychische problematiek. [de minderjarige] is vanwege zorgen over de gehechtheidsrelatie verwezen voor een ouder-kindbehandeling die is gestart op 11 februari 2021. Daarbij is geconstateerd dat [de minderjarige] bij de aanmelding nauwelijks reageerde op contact, slecht sliep en at en dat er sprake was van emotionele ontregeling bij zowel de moeder als [de minderjarige] . In de ouder-kind interactie valt op dat de moeder verminderd beschikbaar is en beperkt reageert op signalen van [de minderjarige] . De stress die de moeder ervaart als gevolg van gebeurtenissen tijdens en na de relatie met de man is bij [de minderjarige] nog steeds zichtbaar in spanning en verhoogde prikkelbaarheid. De symptomen van [de minderjarige] worden het best verklaard door verminderde beschikbaarheid van de moeder, beïnvloed door hoge mate van psychosociale- en omgevingsstressoren. In de periode dat er geen contact was met de man en de moeder hulpverlening kreeg, was zij wel rustig aanwezig en beschikbaar voor de kinderen en reageerde zij sensitief op de signalen van [de minderjarige] . Sindsdien is [de minderjarige] iets beter gestemd.
Contact met de vader en alles rondom de onderhavige rechtszaak veroorzaken hevige angst (trauma) bij de moeder, wat een negatieve invloed heeft op haar beschikbaarheid en de ouder-kindrelatie met [de minderjarige] , waardoor hij terugvalt.
6.16.
Los van de vraag of de psychische problematiek van de moeder (alleen) voortkomt uit de relatie tussen partijen, acht de rechtbank gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk dat de moeder door die problematiek op dit moment niet in staat is om de man een plaats te geven in haar leven en dat van [de minderjarige] . Verlening van vervangende toestemming tot erkenning betekent voor de moeder en kind niet enkel een vermelding op papier, zoals de man stelt, maar verschaft de man ook een betere positie mocht hij in de toekomst bijvoorbeeld toch omgang met [de minderjarige] wensen. Hoewel de man ter zitting heeft betoogd dat hij geen verzoek tot omgang heeft gedaan en dat ook niet van plan is, kan niet uitgesloten worden dat de man daar na erkenning binnen afzienbare tijd anders over denkt. De kans dat de moeder dan weer wordt geconfronteerd met inmenging van de man in haar leven of met een procedure is reëel. De spanning en angst die dit bij de moeder veroorzaakt maakt dat de rechtbank het zeer waarschijnlijk acht dat de door de moeder met de hulpverlening opgebouwde hechtingsrelatie met [de minderjarige] dan opnieuw verstoord wordt. Gelet op de zeer jonge leeftijd van [de minderjarige] en zijn afhankelijkheid van de moeder dreigt daarmee een onmiddellijk nadelig gevolg voor verder herstel van zijn sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Om die reden dient het belang van de man bij totstandkoming van een familierechtelijke betrekking tussen hem en het kind te wijken voor het belang van de moeder en het kind. De rechtbank ziet geen aanleiding voor nader onderzoek door de Raad en zal het verzoek daarom afwijzen.

7.Beslissing:

De rechtbank:
7.1.
wijst het verzoek af;
7.2.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator als beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Struijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.