6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer een maand schuldig gemaakt aan meerdere mishandelingen van zijn eigen ouders en aan de mishandeling van een sekswerker. Hierbij is hij telkens zonder duidelijke aanleiding, als het ware uit het niets komend, tot het gebruik van geweld overgegaan. Door dergelijke handelingen wordt niet alleen pijn of letsel veroorzaakt, maar worden ook gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd. Uit de stukken blijkt dat met name de sekswerker door het handelen van de verdachte angstig is geworden. In de toelichting op haar vordering tot schadevergoeding heeft zij verklaard dat zij tot op heden nog niet haar werkzaamheden als escort heeft durven hervatten, omdat zij sinds het gebeurde te bang is om naar het huis van een onbekende te gaan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, van 23 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld;-
- het over de verdachte uitgebrachte rapport van [deskundige 1], klinisch psycholoog, van 19 juli 2021;
- het over de verdachte uitgebrachte rapport van [deskundige 2], psychiater, van 20 juli 2021;
- het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies TBS met voorwaarden, niet gedateerd, van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor te Heerhugowaard; en
- het over de verdachte uitgebrachte aanvullende reclasseringsadvies TBS met voorwaarden, van 26 oktober 2021, van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor te Heerhugowaard.
De psycholoog en de psychiater hebben beide als deskundige in hun rapportages geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een psychotische stoornis in het kader van schizofrenie, in combinatie met een stoornis in het gebruik van diverse middelen. Ook zijn er aanwijzingen voor antisociale persoonlijkheidstrekken en een beperkt empathisch vermogen. De psychotische stoornis, de antisociale persoonlijkheidstrekken en de stoornis in het gebruik van middelen hebben de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde, zodat de deskundigen adviseren de feiten verminderd toe te rekenen aan de verdachte.
Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt door de deskundigen als hoog ingeschat. Meerdere interventies, behandeling door de GGZ - ook in het kader van een eerder verleende zorgmachtiging - en toezicht door de reclassering hebben niet kunnen voorkomen dat de verdachte is gerecidiveerd.
Naar de mening van de deskundigen is een strakker juridisch kader nodig waarin behandeling en het toezicht kunnen plaatsvinden. Zij adviseren beiden het opleggen van de maatregel TBS met voorwaarden.
De psycholoog adviseert om behandeling aansluitend aan de detentie te laten aanvangen met een klinische fase in een FPK of een FPA. Hier kan de verdachte toewerken naar resocialisatie. In de behandeling zal de verdachte moeten worden ingesteld op anti psychotische medicatie en zal aandacht moeten worden besteed aan het onder controle houden van zijn impulsen en het abstinent blijven van middelen.
De psychiater acht behandeling in ambulante setting met duidelijke structuur en voorwaarden aangewezen.
Beide deskundigen zijn ter terechtzitting gehoord en blijven bij hun advies. Zij hebben ter terechtzitting de verwachting uitgesproken dat de verdachte, ondanks zijn duidelijk weigerachtige houding, zich uiteindelijk aan de voorwaarden zal conformeren.
De reclassering concludeert in haar rapport dat de maatregel TBS met voorwaarden niet uitvoerbaar is omdat het niet lukt om met de verdachte tot afspraken te komen met betrekking tot de op te leggen voorwaarden, hetgeen nodig is om recidive te voorkomen en of reduceren. Verdachte heeft geen enkel ziektebesef en derhalve ook geen ziekte-inzicht. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn delict gedrag, hij ervaart geen schuld en toont weinig spijt. Meerdere interventies onder verschillende titels in het verleden hebben niet geleid tot gedragsverandering. De reclassering adviseert om die reden negatief over een TBS met voorwaarden.
De getuige [reclasseringswerker] van GGZ Fivoor is ter terechtzitting gehoord en is bij het advies van de reclassering gebleven.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij geen stoornis heeft en ook geen psychotische verschijnselen. Hij denkt dat zijn frustraties logisch zijn en mogelijk kunnen voortkomen uit onverwerkte trauma’s uit het verleden. Hij is bereid mee te werken aan behandeling, eventueel bij aanvang in een klinische setting, maar enkel als dat ziet op deze trauma’s. De verdachte geeft hierbij aan dat een jaar veel te lang is voor zo’n behandeling. Beschermd wonen aansluitend aan een klinische behandeling is voor hem niet bespreekbaar, hij wil terug naar zijn eigen woning. Medicatie heeft hij niet nodig en wil hij niet nemen.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij niet wil meewerken aan voorwaarden die zien op het gebruik van alcohol of drugs, omdat hij deze onzinnig vindt. Hij ziet geen problemen in het incidenteel gebruiken van alcohol of cocaïne. Tijdens een eerdere begeleiding door de reclassering in het kader van een voorwaardelijke veroordeling is hij naar eigen zeggen geregeld niet komen opdagen bij verplichte urinecontroles op maandagen, omdat hij het weekend ervoor drugs had gebruikt. Hij is in staat om zelf te beoordelen wanneer het goed genoeg met hem gaat om drugs te kunnen gebruiken, aldus de verdachte.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen met betrekking tot de diagnose en het hoge recidiverisico over en maakt deze tot de hare. Het advies van de deskundigen om de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen zal de rechtbank niet overnemen. Mede gelet op het negatieve advies van de reclassering en het stellig afwijzende standpunt van de verdachte over de geadviseerde voorwaarden, heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat de verdachte de geadviseerde voorwaarden zal nakomen indien deze aan hem worden opgelegd. Een TBS met voorwaarden acht de rechtbank bij deze stand van zaken, net als de reclassering, onuitvoerbaar.
De rechtbank acht voorts het opleggen van voorwaarden bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf niet aangewezen, omdat ook een voorwaardelijke gevangenisstraf naar de inschatting van de rechtbank de verdachte onvoldoende zal stimuleren om de voorwaarden na te leven. Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij meerdere malen is veroordeeld tot (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen met bijzondere voorwaarden. De verdachte is vervolgens niet afspraken- en medicatietrouw gebleken. Deze straffen hebben niet geleid tot gedragsverandering bij de verdachte en hem er niet van weerhouden te recidiveren in gewelddadig gedrag. Ook de onderhavige feiten heeft de verdachte gepleegd terwijl hij onder toezicht stond met bijzondere voorwaarden, terwijl aan hem tevens een zorgmachtiging was verleend.
Naar het oordeel van de rechtbank is de problematiek van de verdachte en het daaruit voortvloeiende herhalingsgevaar zodanig, dat het niet verantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Gelet op het negatieve advies van de reclassering ten aanzien van een TBS met voorwaarden, de weigerachtige houding van de verdachte, zijn gebrek aan ziekte-inzicht en gelet op het feit dat eerdere interventies niet hebben geleid tot gedragsverandering, heeft de rechtbank onvoldoende vertrouwen dat de verdachte zal meewerken aan hem op te leggen voorwaarden. Ter bescherming van de veiligheid van de samenleving is het naar het oordeel van de rechtbank daarom noodzakelijk om de verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. De bewezen verklaarde mishandelingen van de ouders zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van maximaal vier jaren is gesteld, terwijl, zoals blijkt uit de rapportages van de deskundigen, tijdens het begaan van de feiten bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de maatregel van TBS met dwangverpleging zal worden opgelegd in verband met een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten (gekwalificeerde) mishandeling. De totale duur van de op te leggen maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Daarnaast acht de rechtbank, gezien de ernst van de feiten, ook de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden.