ECLI:NL:RBNHO:2022:1787

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
9617338 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke boete voor parkeren in een parkeerschijfzone zonder geldige aanduiding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren van een voertuig in een parkeerschijfzone zonder gebruik te maken van de daarvoor aangewezen parkeerplaatsen. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat uit de verklaring van de verbalisant en de overgelegde foto’s blijkt dat de gedraging is begaan. De plek waar het voertuig was geparkeerd, was niet aangeduid als parkeervak, en het feit dat parkeren daar feitelijk mogelijk was, doet niet af aan de overtreding. De kantonrechter oordeelde dat het bezit van een vergunning de betrokkene niet het recht gaf om het voertuig op die plek te parkeren. De boete werd derhalve als terecht opgelegd beschouwd.

De kantonrechter heeft ook overwogen dat er geen omstandigheden waren die de betrokkene vrijpleiten van de gedraging. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond wordt verklaard, en dat de betrokkene in dit geval geen recht had op vermindering van de opgelegde sanctie. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9617338 \ WM VERZ 22-7
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 11 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone (niet op zodanig aangeduide park. plts/ langs blauwe streep).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Opmerkingen ambtenaar 1: buiten de vakken geparkeerd in de blauwe zone. (…)”
Artikel 46 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) luidt als volgt:
1. Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden binnen een erf te parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven.
2. Indien het erf tevens is aangeduid als parkeerschijf-zone, is ten aanzien van het parkeren van voertuigen artikel 25 van toepassing.
4. De onder 1. vermelde gedraging betreft een overtreding van artikel 46 in samenhang met artikel 25, eerste lid, van het RVV 1990. Hierin is bepaald:
“Het is verboden in een parkeerschijf-zone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.”
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verweer van betrokkene een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal, ondersteund met foto’s, is het volgende vermeld:
“(…) De betrokkene had het voertuig geparkeerd in de Stationsstraat thv nr. 13 te Den Helder. Daar geldt een blauwe zone. Daar geldt dat je daar mag parkeren in de vakken met een geldige tijdschijf, maximaal 3 uur of een geldige ontheffing, of een geldig achter de voorruit geplaatste invalide kaart. (…) Betrokkene heeft haar auto geparkeerd buiten de vakken in de blauwe zone. (…)”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de verklaring van de verbalisant en met name uit de door de verbalisant overgelegde foto’s, voldoende blijkt dat de gedraging is begaan. Uit de bestrating en het ontbreken van belijning kon worden afgeleid dat de betreffende plek geen parkeervak was. Dat parkeren ter plaatse feitelijk mogelijk is, doet daaraan niet af. Dat betrokkene in het bezit is van een vergunning maakt niet dat het voertuig ter plaatse geparkeerd mag worden. De boete is dus terecht opgelegd. Er is ook niet gebleken van een situatie die dermate onduidelijk is dat de betrokkene van het verrichten van de gedraging geen verwijt kan worden gemaakt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding het bedrag van de sanctie te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: