ECLI:NL:RBNHO:2022:1783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
9617324 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens onjuist gebruik van autogordel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het onjuist gebruik van een autogordel. De zaak is behandeld in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene had een boete ontvangen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 februari 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaring van de verbalisant en de omstandigheden van het geval. De verbalisant had waargenomen dat betrokkene de gordel achter zijn rug had en alleen de riem om zijn buik droeg, wat in strijd is met de voorschriften van het RVV 1990. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging van betrokkene de beschermende werking van de gordel negatief beïnvloedde, waardoor de boete terecht was opgelegd.

Betrokkene voerde aan dat de officier van justitie de beschikking had gewijzigd, maar de kantonrechter oordeelde dat deze wijziging geen invloed had op de verdediging van betrokkene. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de opgelegde boete in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van het correct gebruik van autogordels en de mogelijkheid voor de officier van justitie om beschikkingen te wijzigen zonder dat dit automatisch leidt tot vernietiging van de boete.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9617324 \ WM VERZ 22-4
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 11 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: auto-/ veiligheidsgordel of kind bev. syst gebruiken op wijze die beschermende werking negatief beïnvloedt/kan beïnvloeden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…)Gedragingsgegevens: Ik, verbalisant zag dat betrokkene de gordel achter zijn rug had. Ik zag dat betrokkene alleen de riem om zijn buik had. (…)”
Betrokkene is staande gehouden en heeft verklaard:
“Ik had last van mijn buik, dus ik had hem even achter mijn rug gedaan.”
Artikel 59, zevende lid, van het RVV 1990 bepaalt dat een autogordel moet worden gebruikt op een manier die de beschermende werking ervan niet negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden. De eisen die het Voertuigreglement stelt aan gordels in personenauto's zijn opgenomen om een zo hoog mogelijk niveau van veiligheid in de auto te bereiken. De eisen houden - onder andere - in dat autogordels deugdelijk moeten zijn bevestigd en dat de gordel aanligt na het omdoen ervan. Een driepuntsgordel is ontworpen om te dragen over de heup en de schouder. De voorgeschreven wijze van gebruik van een dergelijke gordel is aldus het dragen over zowel de heup als de schouder. Indien een driepuntsgordel gordel niet wordt gebruikt in overeenstemming met dit ontwerp, zoals in de onderhavige zaak het geval is, neemt de effectiviteit en daarmee de beschermende werking van de driepuntsgordel af.
Gelet op de waarneming van de verbalisant en de verklaring van betrokkene bij de staandehouding is de autogordel in deze zaak gebruikt op een wijze die de beschermende werking van de gordel negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden. Hiermee staat vast dat de gedraging is begaan. De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene voert daarnaast aan dat de officier van justitie de beschikking heeft gewijzigd, namelijk de feitcode van R533 naar R535O en dat daarom de boete vernietigd moet worden. De boete wordt opgelegd bij inleidende beschikking die alle gegevens bevat. Op grond van de WAHV heeft de officier van justitie de mogelijkheid de beschikking te wijzigen. Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door deze wijziging geschaad is in zijn verdediging. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: