ECLI:NL:RBNHO:2022:1781

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
9617300 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de rechtmatigheid van een opgelegde boete voor parkeren voor een inrit of uitrit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene voor het parkeren van een voertuig voor een inrit of uitrit. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar betrokkene zelf niet.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betreft het parkeren voor een inrit of uitrit, wat in strijd is met artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is komen vast te staan, mede op basis van een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant, dat ondersteund werd door foto’s. Betrokkene had in zijn verweer aangevoerd dat het geen in- of uitrit betrof, maar de kantonrechter oordeelde dat de kenmerken van de locatie, zoals de constructie en de aanwezigheid van een verlaagde stoeprand, wel degelijk duiden op een in- of uitrit.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien om de boete te matigen. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen zes weken na de toezending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9617300 \ WM VERZ 22-3
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 11 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren voor een inrit of uitrit.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Op grond van dit artikel mag de bestuurder zijn voertuig niet parkeren voor een inrit of een uitrit. De wet kent geen uitzonderingen op dit verbod. Dit verbod is absoluut en dus niet afhankelijk van toestemming van de eigenaar of gebruiker van de in- of uitrit. Evenmin is van belang of al dan niet hinder is veroorzaakt.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal, ondersteund met foto’s, is het volgende vermeld:
“(…) Betrokkene schrijft in zijn verweer dat het geen in of uitrit is. Er zijn een aantal kenmerken waaruit kan worden opgemaakt dat dit wel als in/uitrit gezien kan worden. Dit wordt door de constructie bepaald, de grote deuren, tevens is er een verlaagde stoeprand en een wit kruis.(…)”
De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op de aanvullende verklaring van de verbalisant welke ondersteund zijn met foto’s, de gedraging voldoende is komen vast te staan. Hetgeen betrokkene hiertegenover heeft aangevoerd geeft de kantonrechter geen aanleiding om anders te oordelen. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: