6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen drie vuurwapens en een grote hoeveelheid munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens met munitie vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. De ervaring leert dat het voorhanden hebben van wapens en munitie kan leiden tot het gebruik ervan. Vuurwapens worden gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te begaan, zoals bedreigingen, roofovervallen en levensdelicten, waaronder liquidaties.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gestolen kluis. Als heler heeft hij de vraag naar gestolen goederen en daarmee het plegen van inbraken in stand gehouden.
Het gaat dus om ernstige strafbare feiten, waartegen streng dient te worden opgetreden. Vanwege de aard en de ernst van de feiten is een gevangenisstraf dan ook passend.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van gewelds- en vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 18 augustus 2021 van [reclasseringswerker 1] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, waarin wordt geconcludeerd dat antisociale kenmerken van de verdachte, zijn pro-criminele houding en zijn justitiële voorgeschiedenis contra-indicaties zijn voor het toepassen van het Jeugdstrafrecht. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 9 februari 2022 van [reclasseringswerker 2] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, waarin is opgenomen dat de verdachte geen contact en bemoeienis vanuit de reclassering wenst. Geadviseerd wordt het opleggen van straf zonder bijzondere voorwaarden;
- het over de verdachte uitgebrachte rapport van de psycholoog [deskundige] , gedateerd 5 november 2021, waarin is opgenomen dat de verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. Omdat verdachte niet heeft meegewerkt, kan de onderzoeker niet beoordelen of er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis. De onderzoeker overweegt dat, in een poging meer zicht te krijgen op de persoon van de verdachte, een klinische observatie zou kunnen worden overwogen (mits proportioneel), hoewel de onderzoeker verwacht dat de verdachte ook daar zijn medewerking niet aan zal verlenen. Een andere overweging is om hem (bij bewezenverklaring van de feiten) met een lik op stuk beleid te confronteren met zijn gedrag, in de hoop dat hij zich op termijn openstelt voor praktische hulp en/of voor alternatief gedrag kiest.
De op te leggen straf
De rechtbank kan zich vinden in het standpunt van de psycholoog dat, gelet op de hierboven beschreven houding van de verdachte en zijn kennelijke onwil om zijn gedrag in positieve zin te veranderen, een lik op stuk aanpak aangewezen is. De rechtbank hoopt dat dit de verdachte er toe zal brengen om zijn pro-criminele houding te herzien en er voor te zorgen dat hij in de toekomst niet weer in aanraking komt met politie en justitie.
Bij de bepaling van de straf zijn voorts de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) meegewogen en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 18 maanden moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.