ECLI:NL:RBNHO:2022:1772

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
15.221592.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak woninginbraak en veroordeling voor heling en bezit van vuurwapens

Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van woninginbraak en heling van een kluis, evenals het bezit van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de woninginbraak, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was. De verklaring van een medeverdachte werd niet ondersteund door ander bewijs, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen dat de verdachte betrokken was bij de inbraak op 24 januari 2021.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een gestolen kluis en het bezit van drie vuurwapens, waaronder een aanvalsgeweer en een revolver, in de periode van 24 tot en met 27 januari 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders wisten dat de kluis een door misdrijf verkregen goed was. De verdachte had samen met anderen de wapens en munitie voorhanden, wat een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen met zich meebracht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen, evenals de adviezen van reclasseringswerkers en psychologen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strenge aanpak van dergelijke ernstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.221592.21 (P)
Uitspraakdatum: 3 maart 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 februari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in P.I. Krimpen aan den IJssel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Sarian en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [plaats]
- een (wapen)kluis (met daarin een of meer revolvers van het merk Smith & Wesson) en/of
- een of meerdere (vuur)wapens, te weten: een revolver van het merk Ruger en/of een pistool van met merk Beretta en/of een aanvalsgeweer van het merk FEG model AK55 en/of
- munitie en/of
- een gouden ketting en/of
- een of meerdere zilveren bedelarmbanden en/of
- een geldbedrag van ongeveer 40 euro,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2021 tot en met 27 januari 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kluis (met inhoud), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), dan wel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2021 tot en met 27 januari 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie, althans een of meer, wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een aanvalsgeweer van het merk FEG (model AK55) en/of
- een revolver van het merk Ruger en/of
- een pistool van het merk Beretta
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie, bestaande uit een hoeveelheid patronen, zijnde munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde woninginbraak heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Naast de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] - die slechts van horen zeggen is - zijn er geen bewijsmiddelen die de verdachte op de plaats van het delict plaatsen.
Ten aanzien van de heling van de kluis, zoals ten laste gelegd onder 1 subsidiair, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat voorzichtig moet worden omgegaan met de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant] . De omschrijving die deze verbalisant geeft over de persoon van de verdachte is te algemeen. Niet kan worden uitgesloten dat deze verbalisant zich heeft vergist. De raadsman merkt daarbij op dat de tas waarin de kluis werd vervoerd en op welke tas dactysporen van de verdachte zijn aangetroffen, een verplaatsbaar object is. Deze sporen kunnen er ook onder andere omstandigheden op terecht zijn gekomen. Zelfs al zou de verdachte één van de personen zijn geweest die zijn aangetroffen met de kluis, dan kan nog niet worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de kluis van diefstal afkomstig was. De kluis is weggenomen op 24 januari 2021. De personen met de kluis werden door verbalisanten op 27 januari 2021 aangetroffen. De kluis stond achterop een fiets die door een andere persoon werd voortbewogen. Niet kan worden bewezen dat de verdachte deze kluis voorhanden heeft gehad, aldus de raadsman.
De raadsman stelt zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde op het standpunt dat de verdachte niet de beschikkingsmacht had over de in de tenlastelegging bedoelde wapens en munitie die zijn aangetroffen achter een gesloten deur van de berging van de woning aan de [adres 2] . Dit adres betreft de woning van de medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] was als enige in het bezit van een sleutel van deze berging. De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] moet als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. De raadsman merkt ten aanzien van het aangetroffen DNA van de verdachte op één van de aangetroffen kogels op, dat het opvallend is dat dan niet zijn vingerafdrukken op de aangetroffen wapens en de overige munitie zijn aangetroffen. Kennelijk is het DNA van de verdachte op andere wijze op die kogel terecht gekomen, aldus de raadsman.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1 primairNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] , die van de verdachte gehoord zou hebben dat hij betrokken was bij de inbraak, niet wordt ondersteund door overig bewijs. De omstandigheid dat uit de verklaring van de medeverdachte blijkt dat de verdachte zeer kort na de woninginbraak reeds de beschikking over de gestolen goederen had, is op zich onvoldoende. Daar komt bij dat noch op grond van de overige stukken uit het dossier, noch op grond van het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte op 24 januari 2021 in de woning van de aangever is geweest.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. subsidiair
hij in de periode van 24 januari 2021 tot en met 27 januari 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, een kluis (met inhoud) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij in de periode van 24 januari 2021 tot en met 27 januari 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, drie wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een aanvalsgeweer van het merk FEG (model AK55) en
- een revolver van het merk Ruger en
- een pistool van het merk Beretta
zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en munitie, bestaande uit een hoeveelheid patronen, zijnde munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
Medeplegen van opzetheling.
Feit 2:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die Wet, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een eventueel op te leggen straf op het standpunt gesteld dat volgens de oriëntatiepunten van het LOVS een gevangenisstraf van vier maanden bij het voorhanden hebben van één vuurwapen kan worden opgelegd. Rekening houdend met de oriëntatiepunten voor een inbraak, komen er dan nog twee maanden bij. De raadsman verzoekt de rechtbank bij een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Daarnaast verzoekt de raadsman om de voorlopige hechtenis op te heffen met ingang van de datum waarop in deze zaak uitspraak zal worden gedaan.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen drie vuurwapens en een grote hoeveelheid munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens met munitie vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. De ervaring leert dat het voorhanden hebben van wapens en munitie kan leiden tot het gebruik ervan. Vuurwapens worden gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te begaan, zoals bedreigingen, roofovervallen en levensdelicten, waaronder liquidaties.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gestolen kluis. Als heler heeft hij de vraag naar gestolen goederen en daarmee het plegen van inbraken in stand gehouden.
Het gaat dus om ernstige strafbare feiten, waartegen streng dient te worden opgetreden. Vanwege de aard en de ernst van de feiten is een gevangenisstraf dan ook passend.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van gewelds- en vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 18 augustus 2021 van [reclasseringswerker 1] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, waarin wordt geconcludeerd dat antisociale kenmerken van de verdachte, zijn pro-criminele houding en zijn justitiële voorgeschiedenis contra-indicaties zijn voor het toepassen van het Jeugdstrafrecht. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 9 februari 2022 van [reclasseringswerker 2] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, waarin is opgenomen dat de verdachte geen contact en bemoeienis vanuit de reclassering wenst. Geadviseerd wordt het opleggen van straf zonder bijzondere voorwaarden;
- het over de verdachte uitgebrachte rapport van de psycholoog [deskundige] , gedateerd 5 november 2021, waarin is opgenomen dat de verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. Omdat verdachte niet heeft meegewerkt, kan de onderzoeker niet beoordelen of er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis. De onderzoeker overweegt dat, in een poging meer zicht te krijgen op de persoon van de verdachte, een klinische observatie zou kunnen worden overwogen (mits proportioneel), hoewel de onderzoeker verwacht dat de verdachte ook daar zijn medewerking niet aan zal verlenen. Een andere overweging is om hem (bij bewezenverklaring van de feiten) met een lik op stuk beleid te confronteren met zijn gedrag, in de hoop dat hij zich op termijn openstelt voor praktische hulp en/of voor alternatief gedrag kiest.
De op te leggen straf
De rechtbank kan zich vinden in het standpunt van de psycholoog dat, gelet op de hierboven beschreven houding van de verdachte en zijn kennelijke onwil om zijn gedrag in positieve zin te veranderen, een lik op stuk aanpak aangewezen is. De rechtbank hoopt dat dit de verdachte er toe zal brengen om zijn pro-criminele houding te herzien en er voor te zorgen dat hij in de toekomst niet weer in aanraking komt met politie en justitie.
Bij de bepaling van de straf zijn voorts de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) meegewogen en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 18 maanden moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 47, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. S.J. Richters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 maart 2022.