6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zijn zoontje, een baby van ruim drie maanden oud, beetgepakt en met kracht tot zeven keer toe hardhandig met zijn hoofdje in een kussen geduwd. Daarna heeft de verdachte zijn zoontje opgepakt en hem hard (als een “lappenpop”) heen en weer geschud. Dit alles omdat zijn zoon die ochtend meerdere keren had gehuild en de verdachte daar “gek” van werd. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij na zijn levensgevaarlijke handelingen volkomen passief is gebleven nadat zijn partner hem had gevraagd om 112 te bellen. Ook rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij dit heeft gedaan nadat zijn partner hem bij een eerdere gelegenheid van hardhandig vastpakken van zijn zoontje had gewaarschuwd dat dergelijk handelen het overlijden van het kind tot gevolg kon hebben.
Dit is een zeer ernstig feit. Het slachtoffer was als baby volledig weerloos en bovendien volledig afhankelijk van de verdachte aan wie op dat moment de zorg voor hem was toevertrouwd. Niet alleen in de naaste omgeving van het gezin, maar ook in de maatschappij brengen dergelijke feiten gevoelens van verdriet en afgrijzen met zich mee. Hoewel de forensisch arts bij de baby geen ernstig letsel heeft vastgesteld, kunnen volgens hem schadelijke effecten van een schudincident bij zo’n jong kind op de langere termijn – soms
na jaren - niet worden uitgesloten.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 2 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van poging doodslag onherroepelijk tot deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte rapport van de psycholoog [deskundige 1].
Het psychologisch rapport gedateerd 25 juni 2021 houdt onder meer het volgende in:
Samenvattend is er bij betrokkene sprake van een licht verstandelijke beperking. Differentiaal diagnostisch wordt aan een autismespectrumstoornis gedacht. Betrokkene vertelt zelf weinig over het ten laste gelegde, behalve dat hij zich onmachtig voelde. De partner van betrokkene geeft te kennen dat het in de periode voor het ten laste gelegde minder goed met betrokkene ging. Hij was een periode werkloos en toen hij weer een baan kreeg werkte hij in ploegen met nachtdiensten, waardoor hij vermoeid was en volgens haar prikkelbaar werd. Geldzorgen zouden voor stress zorgen en daarnaast werd hun zoontje geboren, die veel zou huilen waardoor betrokkene nog minder zou slapen.
Mede voortkomend vanuit de licht verstandelijke beperking, maar ook de autistische trekken, kan hij de gevolgen van zijn handelen moeilijk inschatten c.q. overzien en snel het overzicht verliezen. Bij oplopende frustratie kan betrokkene in verhoogde mate emotioneel en impulsief reageren, hetgeen waarschijnlijk is gebeurd in de situatie met zijn zoontje.
Daarbij heeft betrokkene vanuit zijn autistische trekken en verstandelijke beperking, een zeer beperkt mentaliserend vermogen.
Dit alles overziend en wegend, is er vermoedelijk sprake (geweest) enige doorwerking van (licht) verstandelijke beperking en de autistische trekken in het tenlastegelegde (indien bewezen geacht). Geadviseerd wordt om betrokkene het ten laste gelegde, wederom bij bewezen geachte feit in een verminderde mate toe te rekenen
.
Samen met de intellectuele beperkingen (o.a. verlies overzicht, moeilijkheden in oorzaak gevolg relaties zien) en zijn onvermogen om stressvolle situaties op adequate wijze het hoofd te bieden maakt dat hij - indien bewezen- niet volledig in staat was om gedragsalternatieven af te wegen.
Bij een afweging van risico en beschermende factoren wordt het risico bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij als matig/hoog geduid.
Uit de motivationele items van de SAPROF komt naar voren dat er in enige mate sprake is van een stabiele en passende werksituatie, dat er in enige mate sprake is van motivatie voor behandeling en dat er in enige mate sprake is van een positieve houding jegens autoriteit. Uit de externe items komen als beschermende factoren naar voren dat er in enige mate sprake is van een pro sociaal en steunend netwerk, er is in enige mate sprake van een kwalitatief goede en stabiele intieme relatie, professionele hulpverlening is aanwezig, er is sprake van een woonsituatie met gerelateerde anderen en er is sprake van een minder intensief toezicht.
Gezien betrokkene’s verstandelijke beperking (licht), de autistische trekken, de doorwerking daarvan in de ten laste gelegde feiten en het matig/hoge recidiverisico, kan worden gesproken van een behandelnoodzaak. Deze behandeling dient in beginsel rekening te houden met de beperkte cognitieve vaardigheden van betrokkene en zich te richten op praktische ondersteuning. Voorts dient de behandeling gericht te zijn op het versterken van zijn coping vaardigheden, zijn frustratietolerantie, inlevingsvermogen en impulscontrole. Betrokkene behoeft praktische ondersteuning in het aanleren van goede opvoedingsvaardigheden en het versterken van de interactie met zijn zoontje. Daarbij is het van belang de partner van betrokkene te betrekken en dat er toezicht, van zijn partner of hulpverleners, is op de omgang die betrokkene heeft met zijn zoontje. Voorts is het van belang dat het alcoholgebruik van betrokkene en zijn gamegedrag gemonitord wordt, om verder te onderzoeker of er sprake is van problematisch gebruik/gedrag.
Genoemde behandeling zou het beste uitgevoerd kunnen worden door een forensische polikliniek in combinatie met gecontinueerde zorg en begeleiding vanuit een instelling met expertise op het gebied van verstandelijke beperkingen. Voor het toezicht op de veiligheid van zijn zoontje is begeleiding en betrokkenheid van de jeugdbescherming aan te raden.
Met de conclusies van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
- het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 10 februari 2022 van [reclasseringswerker], als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, waarin over de persoon van de verdachte het volgende is opgenomen:
De verdachte stelt dat hij uit onmacht heeft gehandeld. Hoewel hij aangeeft spijt te hebben van zijn handelen legt hij de schuld grotendeels buiten zichzelf. Hij lijkt te beschikken over een beperkt probleembesef en zelfinzicht. Mogelijk speelt zijn psychische gesteldheid hierbij een rol.
Wij zien tevens risico’s op het gebied van financiën en dagbesteding. Hoewel betrokkene betaald werk heeft, zou hij onregelmatige werktijden en nachtdiensten hebben, hetgeen mogelijk invloed heeft op zijn psychische gesteldheid en handelen. Daarnaast heeft betrokkene schulden wat zorgt voor oplopende stress. Tijdens een eventueel toezicht dient er meer zicht te komen op zijn middelengebruik en gamegedrag, daar betrokkene dagelijks enkele uren computerpellen speelt en alcohol drinkt.
De verdachte staat momenteel onder toezicht van de reclassering in het kader van schorsingsvoorwaarden. Positief is te noemen dat hij de gemaakte afspraken, waaronder de meldplichtafspraken en de afspraken met Jeugdbescherming, goed nakomt. Daarnaast is hij recent gestart met een behandeling bij Forensisch Polikliniek de Waag. Hij staat open voor begeleiding en behandeling in strafrechtelijk kader en lijkt derhalve gemotiveerd voor gedragsverandering.
Jeugdbescherming heeft veiligheidsafspraken opgesteld. Betrokkene mag niet samen in een woning met zijn partner verblijven, hij mag alleen onder toezicht contact hebben met zijn kind en hij moet met zijn partner meewerken aan de door Jeugdbescherming geadviseerde hulpverlening. Binnenkort zal er een opvoeding/omgangsbegeleidingstraject van start gaan. In samenspraak met de ingezette hulpverlening wordt door Jeugdbescherming gekeken wat betrokkene en het gezin nodig hebben om de kans op recidive te voorkomen en wordt er opnieuw een risico-inschatting gemaakt. Momenteel schatten wij de kans op recidive in als gemiddeld/hoog. Wij achten het risico verhogend dat betrokkene en zijn partner de relatie voortzetten en op den duur weer gaan samenwonen. Tot slot stelt het NIFP dat er sprake is van een matig/hoog recidiverisico en zien derhalve een behandelnoodzaak. Wij sluiten ons bij deze risicoschatting en dit advies aan.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Ambulante behandeling
Meewerken aan schuldhulpverlening (indien de toezichthouder dit noodzakelijk acht)
Wij hebben overwogen om een locatieverbod en/of een contactverbod te adviseren. Dit zou als (extra) stok achter de deur kunnen fungeren om te kunnen bewerkstellingen dat betrokkene geen omgang met zijn zoontje heeft zonder begeleiding en toezicht van Jeugdbescherming. Echter, betrokkene houdt zich tot nu toe aan de veiligheidsafspraken die door Jeugdbescherming zijn gesteld; hij verblijft niet in de woning van zijn partner en/of heeft contact met zijn zoon zonder toezicht van jeugdbescherming. Daarnaast willen betrokkene en zijn partner de relatie voortzetten en zal na het opstarten van de juiste hulpverlening de omgang tussen betrokkene en zijn zoon worden uitgebreid.
Een eventueel contactverbod in strafrechtelijk kader kan dan een belemmering vormen bij de begeleiding en omgang. Mocht betrokkene zich in de toekomst niet houden aan de veiligheidsafspraken van Jeugdbescherming dan kan de reclassering of Jeugdbescherming in samenspraak de nodige veiligheidsacties in gang zetten zoals het aanvragen van een
ondertoezichtstelling of een contactverbod.
Op de terechtzitting heeft de verdachte zich bereid verklaard de geadviseerde voorwaarden na te komen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen:
Op de terechtzitting heeft de partner van de verdachte, mevrouw [aangever], het spreekrecht uitgeoefend waarbij zij onder meer naar voren heeft gebracht dat [slachtoffer] onder begeleiding weer contact heeft met zijn vader en dat zij dan samen lachen en knuffelen. De verdachte is op die momenten lief en geduldig met [slachtoffer]. Sinds 16 december 2021 heeft de verdachte werk en draait hij vijf tot zes nachtdiensten per week. Verder komt hij alle afspraken met de betrokken instanties na. Mevrouw [aangever] heeft aangegeven dat zij het liefst terug wil naar de oude gezinssituatie waarbij verplichte hulp en opvoedondersteuning met spoed wordt opgestart. Met een goede hulpverlenging is er volgens mevrouw [aangever] geen risico op herhaling. Mevrouw [aangever] is van mening dat [slachtoffer] weer een vader nodig heeft die thuis is en niet in de gevangenis verblijft.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat dit in beginsel een gevangenisstraf van een langere duur rechtvaardigt dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daar tegenover staat echter dat het opleggen van een langere gevangenisstraf de reeds ingezette trajecten en begeleiding door de reclassering, Jeugdbescherming en De Waag onmiskenbaar zal doorkruisen. De rechtbank acht dit in het onderhavige geval niet gewenst.
Op de terechtzitting van 29 november 2021 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst, mede om te komen tot een passende strafafdoening. Hierbij zijn voorwaarden gesteld waaraan de verdachte zich tot op heden heeft gehouden. Het behandeltraject bij De Waag is inmiddels opgestart door het voeren van gesprekken. De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering en hij werkt vrijwillig mee aan de begeleiding door de Jeugdbescherming.
Inmiddels is de begeleide omgang tussen de verdachte en zijn zoon opgestart en dit verloopt volgens de moeder van [slachtoffer] naar tevredenheid.
De partner van de verdachte heeft aangegeven dat zij hem in de toekomst weer graag thuis wil hebben waar zij dan weer samen de zorg hebben over hun zoontje. De verdachte en zijn partner zijn bereid om daartoe mee te werken aan intensieve opvoedondersteuning.
Alles afwegende en gelet op de specifieke omstandigheden van deze casus, is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van vijf jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat de door de Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank acht het opleggen van een bijzondere voorwaarde van verplicht contact met Jeugdbescherming, zoals gevorderd door de officier van justitie – voor zover dit al zou kunnen worden opgelegd – niet noodzakelijk nu dit contact reeds in een vrijwillig kader plaatsvindt en de verdachte daaraan zijn medewerking verleend.
Ook het opleggen van een locatieverbod en een contactverbod met [slachtoffer] acht de rechtbank niet noodzakelijk. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich tot nu toe houdt aan de veiligheidsafspraken die door Jeugdbescherming zijn gesteld. Hij verblijft niet in de woning en heeft contact met zijn zoon onder toezicht van de Jeugdbescherming. Daarnaast willen de verdachte en zijn partner de relatie voortzetten en zal na het opstarten van de juiste hulpverlening de omgang tussen de verdachte en zijn zoon zo mogelijk worden uitgebreid. Een eventueel contactverbod in strafrechtelijk kader kan dan een belemmering vormen bij de begeleiding en omgang. Mocht betrokkene zich in de toekomst niet houden aan de veiligheidsafspraken van Jeugdbescherming dan kan de reclassering of Jeugdbescherming in samenspraak de nodige veiligheidsacties in gang zetten, zoals het aanvragen van een ondertoezichtstelling of het alsnog opleggen van een contactverbod. Ook kan de officier van justitie zonodig aanpassing van de hieronder weergegeven bijzondere voorwaarden vorderen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.