ECLI:NL:RBNHO:2022:1714

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
9544732 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens het niet dragen van een autogordel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het niet dragen van een autogordel. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 februari 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De betrokkene ontkende de gedraging, maar kon onvoldoende feiten en omstandigheden aanvoeren die aanleiding gaven om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd en zag geen reden om deze te matigen. Het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt dat in WAHV-zaken de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende is voor de vaststelling van de gedraging, tenzij de betrokkene specifieke feiten aanvoert die twijfel zaaien. De kantonrechter heeft de zaak in het openbaar behandeld en de uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, bijgestaan door de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9544732 \ WM VERZ 21-647
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder of passagier geen gebruik maken van een autogordel.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor haar zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het beroepschrift van betrokkene een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisanten. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“(…)Wij konden duidelijk door de achterruit van het motorrijtuig van de betrokkene diens autogordel ontwaren welke langs de deurstijl hing en waarbij de gesp zichtbaar was. De autogordel werd op het moment van constatering niet gebruikt. Toen wij enige tijd na de constatering van de overtreding betrokkene staande hielden op grond van de Wegenverkeerswet 1995, zagen wij dat betrokkene de gordel inmiddels op de juiste wijze om had gedaan. (…)”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de aanvullende verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft de gedraging ontkend, maar voert onvoldoende feiten en omstandigheden aan die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: