ECLI:NL:RBNHO:2022:1702

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
9330051
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van huur met uitsluiting van medehuurder na verbroken relatie

In deze zaak vordert de eiseres, die sinds 1984 in een huurwoning woont, dat zij de huur van de woning mag voortzetten met uitsluiting van de gedaagde, met wie zij een verbroken relatie heeft. De kantonrechter heeft op 24 februari 2022 geoordeeld dat de eiseres de huur mag voortzetten, omdat haar belang om in de woning te blijven zwaarder weegt dan dat van de gedaagde. De gedaagde heeft geen andere woonruimte en heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan bedreigingen aan het adres van de eiseres, wat ook meeweegt in de beslissing. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen en de gedaagde veroordeeld om de huur niet langer voort te zetten met ingang van 1 april 2022. Daarnaast is de verdeling van de inboedelgoederen tussen partijen vastgesteld, waarbij de kantonrechter heeft bepaald welke goederen aan welke partij toekomen. De gedaagde heeft ook een tegenvordering ingediend voor de afgifte van een hond, welke is toegewezen, omdat de eiseres daarmee instemde. Beide partijen zijn veroordeeld tot het dragen van hun eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9330051 \ CV EXPL 21-2550 (rvk)
Uitspraakdatum: 24 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. R.J.C. Silven
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.J. van Ommeren
De zaak in het kort
In deze zaak vordert de eisende partij dat zij de huur van een woning mag voortzetten, met uitsluiting van de gedaagde partij. Partijen hebben een relatie gehad en zijn samen huurder van de woning. De relatie is verbroken en samenwonen in de woning is niet meer mogelijk. De kantonrechter beslist dat de eisende partij de huur mag voortzetten en de gedaagde partij niet. Het belang van de eisende partij om in de woning te blijven wonen, weegt volgens de kantonrechter namelijk zwaarder dan dat van de gedaagde partij.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 6 juli 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. In een vonnis van 28 oktober 2021 heeft de kantonrechter beslist dat hij bevoegd is de vordering van [eiseres] te beoordelen. [eiseres] heeft daarna schriftelijk gereageerd op de tegenvordering.
1.2.
Op 26 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brieven van 18 en 19 januari 2022 stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] woont sinds 1984 op basis van een huurovereenkomst met een woningcorporatie in de woning aan Het [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning).
2.2.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad. In 1990 zijn [eiseres] en [gedaagde] gaan samenwonen in de woning. Van 1999 tot 2010 verbleef [gedaagde] in de Verenigde Staten. In 2010 is [gedaagde] weer in de woning getrokken.
2.3.
In 2013 is de huurovereenkomst met de woningcorporatie gewijzigd, in die zin dat sinds 1 april 2013 [eiseres] en [gedaagde] samen als huurder van de woning worden aangemerkt.
2.4.
De affectieve relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] is op 7 mei 2021 verbroken. In het kader van een procedure in kort geding hebben partijen (tijdelijke) afspraken gemaakt over het gebruik van de woning.

3.De vordering, het verweer en de tegenvordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bepaalt dat [gedaagde] het huurrecht ten aanzien van de woning niet langer zal voortzetten. Ook vordert [eiseres] dat de kantonrechter de gezamenlijke inboedelgoederen zal verdelen in overeenstemming met haar voorstel. [eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het niet meer mogelijk is de woning gezamenlijk te bewonen en dat zij op grond van samenlevingsovereenkomst tussen partijen en de wet kan vragen om het huurrecht aan haar toe te scheiden. [eiseres] stelt daarbij dat zij een groter belang heeft om in de woning te blijven wonen dan [gedaagde] .
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert aan – samengevat – dat hij een groter belang heeft om de huur voort te zetten dan [eiseres] . [gedaagde] wijst erop dat hij geen andere huurwoning kan krijgen, gelet op zijn beperkte inkomen, en [eiseres] wel. Verder stelt [gedaagde] dat hij de woning nodig heeft voor zijn fietsenhandel en dat hij geen familie heeft in Nederland waar hij kan verblijven, in tegenstelling tot [eiseres] . [gedaagde] is het ermee eens dat de inboedel verdeeld wordt, maar hij maakt juist aanspraak op de goederen die [eiseres] wil krijgen. [gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiseres] veroordeelt tot afgifte van een hond van partijen.

4.De beoordeling

de vordering
4.1.
De kern van deze zaak is de vraag of moet worden bepaald dat [gedaagde] de huur van de woning niet langer zal voortzetten.
4.2.
De kantonrechter kan op grond van de wet bepalen dat één of meer medehuurders de huur met ingang van een in het vonnis te bepalen tijdstip niet langer zullen voortzetten. [1] Een vordering kan alleen worden toegewezen als dit naar billijkheid, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, geboden is. Dat betekent dat de kantonrechter een belangenafweging moet maken.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat die belangenafweging in het voordeel van [eiseres] moet uitvallen en dat zij dus in de woning mag blijven. Daarbij is het volgende van belang.
4.4.
[eiseres] wordt gevolgd in haar stelling dat zij veel langer in de woning woont en daarmee meer binding heeft dan [gedaagde] . [eiseres] woont al sinds 1984 in de woning en [gedaagde] is daar pas nadien in 1990 komen wonen, terwijl [gedaagde] ook van 1999 tot 2010 in de Verenigde Staten heeft verbleven. Die langere woonduur en grotere binding legt gewicht in de schaal in het voordeel van [eiseres] .
4.5.
Verder is van belang dat [gedaagde] onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over zijn mogelijkheden om andere woonruimte te verkrijgen. [gedaagde] is, hoewel daartoe verplicht, zelf niet op de zitting verschenen, maar alleen zijn advocaat. De advocaat van [gedaagde] heeft op de zitting verklaard dat [gedaagde] ervoor heeft gekozen om niet naar de zitting te komen, vanwege de aangekondigde aanwezigheid van een bode of parketpolitie in de zittingszaal. Dat is geen gegronde reden om niet op de zitting te verschijnen. De kantonrechter zal daaraan het gevolg verbinden dat moet worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van [eiseres] dat [gedaagde] over een woning in Athene kan beschikken. [gedaagde] heeft immers geen feitelijke vragen daarover kunnen beantwoorden, omdat hij niet op de zitting is verschenen. Ook zal daaraan het gevolg worden verbonden dat wordt aangenomen dat [gedaagde] evenveel of zelfs meer mogelijkheden heeft op een andere woning dan [eiseres] . [gedaagde] heeft namelijk ook geen gelegenheid gegeven om op de zitting vragen te beantwoorden en informatie te geven over zijn positie op de wachtlijst voor een sociale huurwoning, over de vraag of hij reageert op aangeboden huurwoningen, over vragen aangaande zijn inkomen en zijn mogelijkheden om andere woonruimte te verkrijgen. Ook dit leidt ertoe dat ervan moet worden uitgegaan dat [eiseres] meer belang heeft bij de woning dan [gedaagde] .
4.6.
Verder wordt meegewogen dat [gedaagde] zich regelmatig schuldig heeft gemaakt aan ernstige bedreigingen aan het adres van [eiseres] . De kantonrechter neemt die bedreigingen als vaststaand aan, gelet op de door [eiseres] overgelegde stukken en gelet op het feit dat [gedaagde] niet op de zitting is verschenen om daarvoor een verklaring te geven. Uitgaande van die bedreigingen heeft [eiseres] een groter belang dan [gedaagde] bij het verkrijgen en behouden van een veilige woonomgeving. Dat kan worden bewerkstelligd door te bepalen dat [gedaagde] de huur van de woning niet langer zal voortzetten.
4.7.
De stelling van [gedaagde] dat hij de woning nodig heeft voor zijn fietsenhandel legt geen gewicht in de schaal, omdat als vaststaand moet worden aangenomen dat de woning niet mag worden gebruikt voor (bedrijfsmatige) fietsenhandel.
4.8.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [eiseres] om in de woning te mogen blijven zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] . De kantonrechter zal bepalen dat [gedaagde] met ingang van 1 april 2022 het huurrecht van de woning niet langer zal voortzetten, zodat [gedaagde] nog een termijn wordt gegeven om vervangende woonruimte te vinden.
4.9.
De vordering van [eiseres] tot verdeling van de inboedelgoederen wordt toegewezen. De kantonrechter acht dit voorstel redelijk. Het verweer van [gedaagde] komt erop neer dat hij juist de inboedelgoederen wil krijgen waarvan [eiseres] toebedeling vraagt, maar dat verweer is niet nader gemotiveerd of onderbouwd, en ook hier geldt dat [gedaagde] niet op de zitting is verschenen om daarover vragen te beantwoorden.
4.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] zal toewijzen.
4.11.
De kantonrechter zal bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen, omdat partijen voormalige partners zijn en het geschil voortvloeit uit een verbroken affectieve relatie.
de tegenvordering
4.12.
De kantonrechter zal de vordering van [gedaagde] om de hond van partijen aan hem toe te delen, toewijzen, omdat [eiseres] daarmee instemt. Een dwangsom zal daaraan niet worden verbonden, gelet op de bereidverklaring van [eiseres] om de hond aan [gedaagde] af te geven.
4.13.
Ook hier zal worden bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen

5.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
5.1.
bepaalt dat [gedaagde] met ingang van 1 april 2022 niet langer het huurrecht van de woning aan het [adres] ( [postcode] ) te [plaats] zal voortzetten;
5.2.
bepaalt dat aan [gedaagde] worden toegedeeld de volgende inboedelgoederen:
  • de herenfietsen plus uitlijner;
  • de auto’s plus accessoires;
  • Body-Solid trainapparaat;
  • de hoekbank van Leenbakker, tweedelig;
  • persoonlijke boeken;
  • beeldscherm van de computer en bijbehorende speakertjes;
  • inhoud van bureau dat in de hal staat;
  • bureau en bureaustoel;
  • persoonlijke spullen waaronder kleding, schoeisel, sieraden en parfums;
  • twee gereedschapskisten met inhoud;
  • op vloer staande ventilator met afstandsbediening;
  • zilverkleurige radio;
  • eigen telefoons plus opladers;
  • stopcontactstekkerlampje;
  • vier zwarte leren huiskamerstoelen;
  • stofzuiger;
  • boekenkast in de hal;
  • elektrische tandeborsteloplader;
  • rood dekbedovertrek;
  • saturatiemeter en bloeddrukmeter;
  • handmixer en staafmixer;
  • strijkbout (door [eiseres] gekocht na de relatiebeëindiging);
  • lasagneschaal;
  • doos met vazen en bloempotten;
  • een kleine fotocollage met foto’s van [eiseres] , familiefoto’s van [eiseres] en foto’s van oud-collega’s van [eiseres] ;
5.3.
bepaalt dat aan [eiseres] worden toegedeeld de volgende inboedelgoederen:
  • de twee damesfietsen plus fietssleutels;
  • strijkplank;
  • persoonlijke sieraden;
  • fotoalbums die op zolder staan;
  • administratie die op zolder staat;
  • persoonlijke boeken en Cd’s;
  • computer plus toebehoren en muis;
  • alle overige meubels, losstaand of vastzittend;
  • staande schemerlamp;
  • bed met toebehoren;
  • wasmachine;
  • droger;
  • koelkast;
  • fornuis;
  • magnetron;
  • Senseo apparaat;
  • lampen behalve stopcontactstekkerlampje;
  • linnengoed, behalve het rode dekbedovertrek;
  • serviesgoed, bestek en pannen;
  • de tv plus zilverkleurige afstandsbediening;
  • dvd-speler plus afstandsbediening;
  • de ingekomen post;
  • verder alles wat aanwezig is en wat niet toegedeeld is aan [gedaagde] ;
5.4.
bepaalt dat ieder partij de eigen proceskosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
5.7.
veroordeelt [eiseres] om de hond van partijen (Snoopy) aan [gedaagde] af te geven;
5.8.
bepaalt dat ieder partij de eigen proceskosten draagt;
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek.