Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2. Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
- Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 4 oktober 2021, opgemaakt door GZ-psycholoog Y. Nijhuis
- Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland Advies & Toezichtunit 4 Noord-
6.Geen maatregel
Psychiatrische (medicamenteuze) behandeling van de schizofrenie;
Psychologische behandeling van de schizofrenie (psycho-educatie, CGT bij psychose);
Aandacht voor middelengebruik (zo mogelijk in de vorm van een verslavings-
module);
Verder vermeldt het rapport dat onderzochte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om behandeling voor zijn schizofrenie te gaan volgen en staat open voor een klinische opname. Ook al lijkt er momenteel enig ziektebesef te zijn, geeft onderzochte aan voor behandeling open te staan en kan hij luisteren naar de diagnose schizofrenie, is er nog steeds sprake van hardnekkige wanen en wraakgevoelens en geeft hij ook nog regelmatig tijdens consulten in de PI aan zich af te vragen of de schizofrenie niet door het slachtoffer veroorzaakt wordt. Als onderzochte zonder (verplichte) behandeling weer op straat eindigt, wordt verwacht dat hij opnieuw psychotisch wordt en mogelijk niet tijdig de juiste zorg via de reguliere kanalen zal zoeken en ontvangen. Om deze reden wordt geadviseerd om voor onderzochte een zorgmachtiging aan te vragen in het kader van de Wet verplichte ggz om hem vervolgens via artikel 2.3 van de Wet Forensische Zorg in een psychiatrische kliniek te plaatsen. Op deze wijze kan onderzochte adequaat behandeld worden voor zijn psychotische stoornis en kan daarmee de kans op recidive (ernstig nadeel) verkleind worden.
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 18.809,24ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Verder heeft zij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. Een en ander is uiteengezet in een bijbehorende schriftelijk toelichting met bijlagen van 29 januari 2022 afkomstig van mr. L.M. Wagemaker, advocaat te Hoorn.
- ten aanzien van de opgevoerde tandartskosten (h) dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden, aangezien blijkens internet volgens de polisvoorwaarden van het type ziektekostenverzekering dat het slachtoffer heeft, deze kosten voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen tot een bedrag van € 10.000,-. Daarnaast is niet vast komen te staan dat de benadeelde partij deze kosten heeft betaald. Daarmee is deze schadepost te ingewikkeld om in het strafgeding beslist te kunnen worden;
- ten aanzien van de post medische kosten die niet zijn vergoed door de zorgverzekeraar (b) wordt in de bijlagen niet duidelijk of de benadeelde partij alle daar genoemde bedragen heeft betaald, zodat de hoogte van de schade niet kan worden vastgesteld althans onvoldoende duidelijk wordt en door de civiele rechter te beoordelen resteert. Daartoe wijst de raadsvrouw erop dat niet op iedere nota achter het excelstaatje in de bijlage is vermeld ‘nog door u te betalen’, waaruit de vraag rijst of in die gevallen dan iets door de benadeelde zelf is betaald of niet; de kosten voor zorgverlof van de partner van de benadeelde partij (f) komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het niet eigen schade van de benadeelde partij is;
- de kosten van de contributie van de hondenclub komen (c) en de kosten van de beveiligingscamera (l) komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het geen schade als (rechtstreeks) gevolg van het tenlastegelegde betreft;
- de posten van het eigen risico over 2022, inclusief ambulancekosten (d) en de inkomstenderving van de benadeelde partij wegens verminderde uitbetaling van overuren (g) acht de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd. Daarbij geldt voor het eigen risico over 2022 en de daaronder veronderstelde ambulancekosten in 2022 dat dit een onzekere toekomstige gebeurtenis betreft en daarom niet als schadepost toewijsbaar is;
- de opgevoerde compensatie voor de dagen dat de benadeelde in het ziekenhuis heeft gelegen (k) maakt volgens de raadvrouw onderdeel uit van de immateriële schade;
- de reiskosten komen enkel voor vergoeding in aanmerking indien en voor zover gemaakt ten behoeve het bijwonen van zittingen en niet ten aanzien van juridische bijstand.
- de vordering met betrekking tot kosten opvang hond ten bedrage van € 645,- (a) toewijzen, nu deze post onbetwist is, genoegzaam is aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt en aannemelijk is dat deze kosten in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde feit;
- de vordering met betrekking tot niet vergoede medische kosten ten bedrage van
- de vordering met betrekking tot kosten contributie hondenclub ten bedrage van € 70,- (c) toewijzen, nu genoegzaam is aangetoond dat deze schade is geleden door het niet tijdig kunnen opzeggen van het lidmaatschap terwijl zij het genot hiervan als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit niet heeft gehad omdat zij door haar herstelproces niet kon trainen;
- de vordering met betrekking tot de kosten eigen risico over 2021 tot een bedrag van € 385,- (d) toewijzen, nu die onbetwist is gebleven, rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde is en voldoende onderbouwd is. De gestelde kosten eigen risico over 2022 komen niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien onvoldoende onderbouwd is dat deze schade zal optreden. Het betreft derhalve een toekomstige onzekere situatie zodat de rechtbank de benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk zal verklaren;
- de vordering met betrekking tot de kosten hulp in het huishouden ten bedrage van
- de vordering met betrekking tot de inkomstenderving door de partner wegens zorgverlof ten bedrage van € 346,75 (f) afwijzen, nu het geen schade betreft die de benadeelde partij heeft geleden en deze schade ook niet gezien kan worden als zogenaamde verplaatste schade;
- de vordering met betrekking tot de inkomstenderving door de benadeelde partij ten bedrage van € 1.246,08 (g) toewijzen, nu genoegzaam is aangetoond dat zij deze inkomsten over de laatste twee kwartalen van 2021 en het eerste kwartaal van 2022 derft en aannemelijk is dat deze schade in rechtstreeks verband staat met het bewezen verklaarde feit vanwege door de verdachte tevens veroorzaakte herstelproces;
- de vordering met betrekking tot de herstelwerkzaamheden aan het gebit ten bedrage van € 4.750,61 (h) toewijzen, nu genoegzaam is aangetoond dat deze kosten met voor het geplande en al deels uitgevoerde herstel van haar gebit gemoeid zijn en dat deze schade in rechtstreeks verband staat met het bewezen verklaarde feit;
- de vordering met betrekking tot de kosten orthodontist ten bedrage van € 3.370,31 (i) toewijzen, nu genoegzaam is aangetoond dat deze kosten met het geplande herstel van haar gebit gemoeid zijn en dat deze schade in rechtstreeks verband staat met het bewezen verklaarde feit;
- de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de vordering kosten opvang hond bij operatie (die in 2022 nog zal moeten worden ondergaan) ten bedrage ad € 120,- (j), omdat deze schadepost onvoldoende onderbouwd is.;
- de vordering met betrekking tot compensatie van ziekenhuisopname ten bedrage van € 124,- (k) toewijzen, nu genoegzaam is aangetoond dat de benadeelde partij 4 dagen in het ziekenhuis heeft verbleven en dat dit in rechtstreeks verband staat met het bewezen verklaarde feit en de hoogte van het bedrag redelijk is;
- de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de vordering kosten beveiligingscamera ten bedrage van € 45,99 (l) omdat het rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde feit onvoldoende is komen vast te staan;
- de vordering met betrekking tot de reiskosten tot een bedrag van € 661,56 toewijzen, zijnde de afspraken in het ziekenhuis/tandarts; Voor het overige zal de rechtbank deze kosten toewijzen als proceskosten, in lijn met de mondelinge toelichting van de advocaat van de benadeelde partij.
€ 12.573,06rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit.
).
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
ontslaat de verdachtedaarvoor
van alle rechtsvervolging.
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 16.073,06, bestaande uit € 12.573,06 als vergoeding voor de materiële en € 3.500,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.