ECLI:NL:RBNHO:2022:1599

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
9617416 \ BM VERZ 22-31 NVDM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind wegens verbetering geestelijke toestand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de betrokkene. Verzoekers, de ouders van de betrokkene, stelden dat de geestelijke toestand van hun kind verbeterd was en dat het bewind daarom niet langer nodig was. Ze gaven aan dat de betrokkene in staat was om eenvoudig te lezen, schrijven en rekenen, en dat zij goed omging met haar zakgeld. Bovendien woonde de betrokkene bij verzoekers, die haar hielpen met de zaken waar zij ondersteuning bij nodig had.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was geleverd om aan te tonen dat de grond voor het bewind, namelijk de geestelijke of lichamelijke toestand van de betrokkene, was komen te vervallen. Er waren geen medische bewijsstukken overgelegd die de verbeterde toestand van de betrokkene onderbouwden. De kantonrechter benadrukte dat, hoewel de betrokkene in staat was tot eenvoudig lees-, schrijf- en rekenwerk, dit niet betekende dat zij zelfstandig haar vermogensrechtelijke belangen kon behartigen. De kantonrechter wees op de noodzaak van toezicht op het beheer van de financiën, vooral gezien de wilsonbekwaamheid van de betrokkene.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, met de overweging dat de continuïteit van het bewind noodzakelijk bleef voor de bescherming van de betrokkene. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. M.T. Goossens, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer: 9617416 \ BM VERZ 22-31 NVDM
Uitspraakdatum: 24 februari 2022

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker 1] ,
geboren te [geboorteplaats] , [land] , op [geboortedatum] ,
en
[verzoeker 2] ,
geboren te [geboorteplaats] , [land] , op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoekers,
met betrekking tot:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het ingevulde formulier Vijfjaarlijkse evaluatie, ingediend en ondertekend door verzoekers, ter griffie ingekomen op 16 november 2021.
Op 1 februari 2022 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 29 september 2016 ingestelde bewind over de goederen die aan betrokkene (zullen) toebehoren.
Verzoekers hebben in het formulier vijfjaarlijkse evaluatie aangegeven dat betrokkene inmiddels voldoende zelfredzaam is en dat het bewind daarom niet meer nodig is. Betrokkene kan eenvoudig lezen, schrijven en rekenen en gaat goed om met haar zakgeld. Verder woont betrokkene bij verzoekers en helpen zij haar met alles waar betrokkene hulp bij nodig heeft. De noodzaak tot het bewind is daarmee komen te vervallen.
Gelet op het voorgaande overweegt de kantonrechter als volgt. Ingevolge de wet kan de kantonrechter het bewind opheffen indien de grond voor het bewind, de geestelijke of lichamelijke toestand van betrokkene, is komen te vervallen. Ook kan het bewind worden opgeheven indien voortzetting daarvan niet zinvol is gebleken.
De kantonrechter is van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de grond voor het bewind is komen te vervallen. Ook acht de kantonrechter voortzetting van het bewind nog altijd noodzakelijk. Door verzoekers zijn geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat de geestelijke toestand van betrokkene in positieve zin is veranderd ten opzichte van de situatie zoals die was bij de instelling van het bewind. Dat betrokkene inmiddels in staat is tot wat eenvoudig lees-, schrijf- en rekenwerk maakt dit niet anders. De kantonrechter acht betrokkene niet in staat zelfstandig haar vermogensrechtelijke belangen naar behoren te behartigen. Hierbij kan gedacht worden aan het aanvragen van toeslagen, het aanvragen van een uitkering, het openen van een bankrekening of het nemen van andere beslissingen met verstrekkende gevolgen op financieel gebied. Bovendien zullen instanties de handtekening van betrokkene, voor zover zij die al kan zetten, niet accepteren gelet op feit dat betrokkene niet kan overzien waarvoor zij haar handtekening zet en wat de gevolgen daarvan zijn. Het feit dat betrokkene door verzoekers niet in staat is geacht het formulier vijfjaarlijkse evaluatie voor akkoord te onderteken bevestigt dit oordeel van de kantonrechter.
Hierbij komt nog dat enig toezicht op het beheer van de financiën bij opheffing van het bewind ontbreekt. Dit acht de kantonrechter, bij een wilsonbekwame betrokkene, een zeer onwenselijke situatie.
De beslissing van de kantonrechter luidt derhalve als volgt.

beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter