ECLI:NL:RBNHO:2022:1599
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing van bewind wegens verbetering geestelijke toestand
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de betrokkene. Verzoekers, de ouders van de betrokkene, stelden dat de geestelijke toestand van hun kind verbeterd was en dat het bewind daarom niet langer nodig was. Ze gaven aan dat de betrokkene in staat was om eenvoudig te lezen, schrijven en rekenen, en dat zij goed omging met haar zakgeld. Bovendien woonde de betrokkene bij verzoekers, die haar hielpen met de zaken waar zij ondersteuning bij nodig had.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was geleverd om aan te tonen dat de grond voor het bewind, namelijk de geestelijke of lichamelijke toestand van de betrokkene, was komen te vervallen. Er waren geen medische bewijsstukken overgelegd die de verbeterde toestand van de betrokkene onderbouwden. De kantonrechter benadrukte dat, hoewel de betrokkene in staat was tot eenvoudig lees-, schrijf- en rekenwerk, dit niet betekende dat zij zelfstandig haar vermogensrechtelijke belangen kon behartigen. De kantonrechter wees op de noodzaak van toezicht op het beheer van de financiën, vooral gezien de wilsonbekwaamheid van de betrokkene.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, met de overweging dat de continuïteit van het bewind noodzakelijk bleef voor de bescherming van de betrokkene. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. M.T. Goossens, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.