ECLI:NL:RBNHO:2022:1595

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
7746401 \ CV EXPL 19-5943
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door bird strike en inspectie

In deze zaak hebben de passagiers van een vlucht van Ohrid naar Amsterdam-Schiphol, die op 19 augustus 2016 plaatsvond, compensatie geëist van de vervoerder, TUI Airlines Nederland B.V., vanwege een vertraging van meer dan drie uur. De vertraging was het gevolg van een bird strike tijdens een voorafgaande vlucht, waardoor een verplichte inspectie van het toestel noodzakelijk was. De passagiers vorderden een schadevergoeding op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de bird strike een buitengewone omstandigheid was die de vertraging veroorzaakte, en dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.

De kantonrechter oordeelde dat de bird strike en de daaropvolgende inspectie inderdaad als buitengewone omstandigheden konden worden aangemerkt. De rechter stelde vast dat de vervoerder niet in gebreke was gebleven, omdat zij adequaat had gehandeld door passagiers over de weg te vervoeren en de inspectie zo snel mogelijk uit te voeren. De rechter concludeerde dat de vertraging van de vlucht niet volledig aan de vervoerder kon worden toegerekend, aangezien de bird strike en de inspectie buiten de controle van de vervoerder lagen. De vordering tot compensatie werd afgewezen, en de passagiers werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7746401 \ CV EXPL 19-5943
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]wonende te [woonplaats]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

beiden wonende te [woonplaats]

5. [passagier sub 5]

6. [passagier sub 6]

beiden wonende te [woonplaats]

7. [passagier sub 7]

8. [passagier sub 8]

9. [passagier sub 9]

10. [passagier sub 10]

allen wonende te [woonplaats]

11. [passagier sub 11]

12. [passagier sub 12]

beiden wonende te [woonplaats] (Duitsland)

13. [passagier sub 13]

14. [passagier sub 14]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUI Airlines Nederland B.V.
te Schiphol-Rijk
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 7 augustus 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Ohrid Airport (Macedonië) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 19 augustus 2016, met vluchtnummer OR178, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 5.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 augustus 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 dan wel € 792,55 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatie Amsterdam - Ohrid - Tivad (Montenegro) - Amsterdam met vluchtnummers OR177/OR178. De rotatie werd uitgevoerd met een toestel en bemanning van Small Planet. De rotatievlucht is om 05:17 uur UTC met een vertraging van 17 minuten aangevangen. Het toestel is om 07:50 uur UTC, zonder vertraging, te Ohrid gearriveerd. Tijdens de daling is het toestel echter getroffen door meerdere vogels, een zogenaamde bird strike. Wanneer een toestel wordt getroffen door een bird strike dient er volgens het handboek van de fabrikant van het toestel een inspectie plaats te vinden alvorens er weer met het toestel gevlogen kan worden. Deze inspectie dient om zeker te stellen dat het toestel nog luchtwaardig is en de vlucht ondanks de bird strike veilig kan uitvoeren. Omdat de romp en motoren door meerdere vogels zijn getroffen moesten er conform het toepasselijke handboek van Airbus verschillende soorten ‘bird strike inspections’ worden uitgevoerd door daartoe gecertificeerde engineers. Te Ohrid waren er geen engineers beschikbaar die de inspectie aan het onderhavige type toestel konden en mochten uitvoeren. Onderzocht is of engineers vanaf Skopje (Noord-Macedonië) ingevlogen konden worden. Dat bleek niet mogelijk. De snelste mogelijkheid bleek het inschakelen van engineers van het bedrijf Nayak Aircraft Services te Schiphol. De eerstvolgende vlucht van Amsterdam naar Ohrid was een Corendon vlucht met vertrek om 12:00 uur UTC. De vlucht zat vol maar Corendon stond toe dat de engineers op een klapstoel aan boord werden vervoerd.
4.2.
De luchthavens Tivad en Ohrid zijn kleine luchthavens. De luchthaven Ohrid is open van 04:00 uur UTC tot 16:00 uur UTC. De luchthaven Tivad sluit om 17:30 uur UTC. Vanwege de omvang van de werkzaamheden werd direct duidelijk dat de vlucht niet voor sluitingstijd van de luchthavens hervat zou kunnen worden. Indien zou blijken dat er geen schade aan het toestel was, zou het toestel op zijn vroegst om 04:00 uur UTC op 20 augustus 2016 kunnen vertrekken. Om die reden is de vervoerder direct op zoek gegaan naar alternatief vervoer. Hij kon geen toestel uit de eigen vloot beschikbaar maken. Ook het inhuren van een ander toestel bleek niet mogelijk. Om de vertraging zoveel mogelijk te beperken, heeft de vervoerder besloten om passagiers met bestemming Tivad verder over de weg te vervoeren en vervolgens de passagiers die vanaf Tivad naar Amsterdam zouden vertrekken, over de weg naar Ohrid te vervoeren, zodat ze vanaf daar naar Amsterdam konden vliegen, zodra het vliegtuig weer beschikbaar was.
4.3.
In de tussentijd hebben de engineers de inspecties uitgevoerd. Gebleken is dat de bird strike geen schade aan het toestel heeft veroorzaakt. Het toestel is schoongemaakt en om 22:00 uur UTC opnieuw luchtwaardig bevonden.
4.4.
De vervoerder heeft de luchthaven Ohrid gevraagd of zij bij uitzondering een uur eerder, om 03:00 uur UTC, zou mogen vertrekken. Dit verzoek werd gehonoreerd. Uiteindelijk heeft de vervoerder hiervan afgezien om de passagiers die per bus vanaf Tivad arriveerden en mee moesten naar Amsterdam, iets meer rust te gunnen. De vlucht is vervolgens kort na opening van het vliegveld om 04:20 uur UTC aangevangen. De vlucht is probleemloos uitgevoerd en om 07:07 uur UTC te Amsterdam-Schiphol Airport gearriveerd.

5.De beoordeling

5.1.
Vaststaat dat de vlucht met een langdurige vertraging van meer dan drie uur is uitgevoerd, zodat de vervoerder in beginsel gehouden is compensatie te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In overweging 14 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.2.
In het Pešková-arrest van het Hof van 4 mei 2017 is in antwoord op prejudiciële vragen – samengevat – geoordeeld dat een aanvaring tussen een luchtvaartuig en een vogel moet worden gezien als een buitengewone omstandigheid. Overwogen is dat niet van belang is of de aanvaring daadwerkelijk schade heeft toegebracht aan het betrokken luchtvaartuig. De doelstelling om een hoog niveau van bescherming van de passagiers te waarborgen, brengt immers met zich dat luchtvaartmaatschappijen er niet toe mogen worden gebracht om ervan af te zien de bij een dergelijk incident vereiste maatregelen te treffen en voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de nagestreefde veiligheid van die passagiers. De vertraging mag echter niet zijn veroorzaakt door de inschakeling van een tweede inspecteur indien het toestel eerder al is geïnspecteerd door een daartoe bevoegde deskundige op basis van de toepasselijke regelgeving. Voorts dient de luchtvaartmaatschappij redelijke maatregelen te treffen om de risico’s van een aanvaring met een vogel te verkleinen of zelfs te voorkomen en die mede de inzet omvatten van preventieve controlemaatregelen ten aanzien van die vogels, mits de luchtvaartmaatschappij met name uit technisch en administratief oogpunt daadwerkelijk in staat is die maatregelen te nemen en die maatregelen van haar geen onaanvaardbare offers verlangen uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming.
5.3.
De passagiers betwisten niet dat sprake is geweest van een bird strike maar stellen zich op het standpunt dat deze omstandigheid niet zonder meer kan doorwerken naar de vlucht in kwestie. Het onverwachte vliegveiligheidsprobleem is volgens de passagiers immers gekoppeld aan die vlucht (de kantonrechter begrijpt de voorafgaande vlucht) en kan niet doorwerken. Dit standpunt is niet (zonder meer) juist, zoals volgt uit punt 55 van het arrest van het Hof van 11 juni 2020 in de zaak C-74/19 (ECLI:EU:C:2020:460):
“55. Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004, gelezen in het licht van overweging 14 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, om vrijgesteld te worden van haar verplichting tot compensatie van de passagiers in geval van langdurige vertraging of annulering van een vlucht, zich kan beroepen op een „buitengewone omstandigheid” waardoor een eerdere vlucht die zijzelf met hetzelfde luchtvaartuig heeft uitgevoerd, is getroffen, op voorwaarde dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging of annulering van de latere vlucht. Het staat aan de verwijzende rechter om dit te beoordelen. Daarbij dient hij met name rekening te houden met de wijze waarop het betreffende luchtvaartuig door de betrokken luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert wordt geëxploiteerd.”
5.4.
Niet in geschil is dat het toestel dat is getroffen door de bird strike, gepland stond om vervolgens de vlucht in kwestie uit te voeren. Daarmee staat het rechtstreeks causaal verband tussen de vluchten vast. De passagiers stellen nog dat de vervoerder onvoldoende rekening heeft gehouden met reservetijd. Uit het Eglitis-arrest van 12 mei 2011 in de zaak C-294/10 volgt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van zulke omstandigheden. Daarom dient hij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden. Het Hof heeft daarbij eveneens overwogen dat er op moet worden gelet dat geen dermate lange reservetijd wordt verlangd dat de luchtvaartmaatschappij daardoor op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers dient te brengen. Met de vervoerder is de kantonrechter, gelet op voornoemde arrest, van oordeel dat niet van de vervoerder kon worden verwacht dat uren extra tijd in vluchtschema’s wordt ingeruimd om eventueel engineers in te vliegen en inspecties uit te voeren. Uit bovenstaande volgt dat niet is gebleken dat de wijze waarop de betrokken luchtvaartmaatschappij het bij de vluchten gebruikte vliegtuig exploiteert, de oorzaak is van de vertraging. De bird strike die tijdens de daling van de voorafgaande vlucht is voorgevallen, werkt dan ook door op de onderhavige vlucht.
5.5.
De passagiers stellen verder dat een verplichte inspectie een standaardprocedure is. Dit betekent volgens de passagiers dat de verplichte inspectie inherent is aan de normale uitvoering van een luchtvaartmaatschappij en daarmee geen buitengewone omstandigheid kan opleveren. De kantonrechter gaat hier, gelet op hetgeen reeds is overwogen, aan voorbij. Het Hof heeft immers bepaald dat de inspectie wel als buitengewoon kan worden aangemerkt. Dit is alleen anders indien de vervoerder verzoekt om een tweede inspectie (die gelet op de eerdere inspectie niet nodig is). Ook de omstandigheid dat geen schade is aangetroffen, maakt dit, op grond van het Pešková-arrest, niet anders. De ‘bird strike’ en de daarop volgende verplichte inspectie zijn dan ook aan te merken als buitengewone omstandigheden.
5.6.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft in dat kader gemotiveerd aangevoerd dat hij heeft getracht een ander toestel in te zetten, maar dat dit niet is gelukt en dat een of meerdere engineers moesten worden ingevlogen vanuit Amsterdam-Schiphol Airport. De passagiers betwisten verder dat de luchthaven Ohrid slechts geopend is van 04:00 uur UTC tot 16:00 uur UTC, zodat het volgens de passagiers mogelijk was om na de inspectie om 22:00 uur UTC (00:00 uur lokale tijd), zes uur en 20 minuten eerder, te vertrekken vanaf Ohrid. De vervoerder heeft er voor gekozen om te wachten op de passagiers vanuit Tivad waardoor de vertraging is opgelopen. De keuze om te wachten op deze passagiers betreft een operationele keuze, aldus de passagiers. Uit het Pešková-arrest volgt dat, indien de vertraging uit meerdere factoren bestaat, de buitengewone omstandigheid van de gehele vertraging dient te worden afgehaald. Indien er een vertraging van drie uur of meer overblijft, is er recht op financiële compensatie. Ten aanzien van onderhavige vlucht betekent dit dat de totale vertraging van 18 uur uitgesplitst kan worden in twee delen, te weten 12 uur vanwege de inspectie en meer dan zes uur vanwege het wachten op de passagiers uit Tivad. Er blijft derhalve een vertragingsduur van meer dan drie uur over welke te wijten is aan een omstandigheid die niet als buitengewoon gezien kan worden, aldus nog steeds de passagiers.
5.7.
De vervoerder heeft deze stelling van de passagiers gemotiveerd weersproken en betoogt daartoe dat hij juist adequaat heeft gehandeld door de passagiers die vanuit Tivad zouden vertrekken naar Ohrid te vervoeren, terwijl de engineers onderweg waren en de werkzaamheden aan het toestel werden uitgevoerd. Als gevolg daarvan is juist de totale vertraging zoveel mogelijk beperkt gebleven en kon zo snel mogelijk, zonder tussenstop in Tivad, naar Amsterdam-Schiphol Airport worden gevlogen. De passagiers hebben immers niet weersproken dat de luchthaven van Tivad gesloten was, zodat dit vast staat, aldus de vervoerder. Het toestel kon op zijn vroegst om 03:00 uur UTC (05:00 uur lokale tijd) vertrekken. Op dat moment waren de passagiers uit Tivad allang in Ohrid gearriveerd en in hotels ondergebracht. Om die passagiers iets meer rust te geven, heeft de vervoerder besloten om te vertrekken om 04:20 uur UTC. Dit heeft hooguit een andere vertraging (de kantonrechter begrijpt vertraging die niet te wijten is aan een buitengewone omstandigheid) van één uur en 20 minuten veroorzaakt, aldus nog steeds de vervoerder.
5.8.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot de volgende conclusie. De vlucht zou van Ohrid naar Amsterdam vliegen met een tussenstop op Tivad. Het toestel waarmee de vlucht zou worden uitgevoerd, is op Ohrid gestrand als gevolg van een bird strike, zoals hierboven al is overwogen. Om 22:00 uur UTC (00:00 uur lokale tijd) is het toestel weer luchtwaardig bevonden. De passagiers hebben niet betwist dat de luchthaven van Tivad om 17:30 uur UTC sloot, zodat die luchthaven inmiddels was gesloten toen het toestel weer luchtwaardig was. Omdat de vlucht oorspronkelijk via Tivad naar Amsterdam zou vliegen, zaten er passagiers op de vlucht die als eindbestemming Tivad hadden en er waren passagiers die in Tivad stonden die mee moesten naar Amsterdam. De vervoerder heeft dit met zo min mogelijk vertraging opgelost, door deze passagiers tijdens de inspectie over de weg te vervoeren, zodat alle passagiers die naar Amsterdam moesten uiteindelijk in Ohrid waren en alle mensen met als eindbestemming Tivad over de weg in Tivad kwamen. Daardoor was het niet meer nodig om een tussenstop in Tivad te maken en kon de vlucht vanaf Ohrid rechtstreeks door naar Amsterdam, waardoor de vertraging enigszins werd beperkt. De vervoerder heeft aangevoerd dat ook de luchthaven in Ohrid was gesloten op het moment dat het toestel weer luchtwaardig was. De passagiers hebben dit betwist, maar de vervoerder heeft zijn stelling onderbouwd en de betwisting van de passagiers bovendien gemotiveerd weerlegd. Daarmee is voldoende komen vast te staan dat ook de luchthaven van Ohrid gesloten was en wel tot 04:00 uur UTC. Hoewel de vervoerder toestemming had gekregen van de luchthaven van Ohrid om al om 03.00 uur UTC te vertrekken, heeft de vervoerder hiervan afgezien, om de passagiers die over de weg vanuit Tivad waren gekomen, iets meer rust te gunnen. Daardoor is de vlucht uiteindelijk om 04:20 uur UTC vertrokken en dus één uur en 20 minuten later dan strikt genomen had gekund. De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor beschreven omstandigheden, niet kan worden gezegd dat door deze extra vertraging van één uur en 20 minuten, de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. Hierbij weegt ook mee dat uit de stukken volgt dat de vlucht met een tussenstop op Tivad 4,5 uur zou duren, terwijl de rechtstreekse vlucht van Ohrid naar Amsterdam uiteindelijk iets minder dan 3 uur heeft geduurd. Door de passagiers van en naar Tivad over de weg te vervoeren en zo ervoor te zorgen dat geen tussenlanding meer gemaakt moest worden, heeft de vervoerder dus bijna 1,5 uur vertraging voorkomen. Dit is zelfs nog iets meer dan de extra tijd van 1 uur en 20 minuten die de vervoerder heeft gegund aan de passagiers die om dit mogelijk te maken, over de weg vervoerd moesten worden. De vordering tot betaling van de gevorderde compensatie zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter