ECLI:NL:RBNHO:2022:1551

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
93105530 / CV EXPL 21-3347
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van financiële bijdrage aan de Nederlandse Orde van Advocaten

In deze zaak heeft de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die als advocaat was ingeschreven. De vordering betreft een financiële bijdrage die de gedaagde verschuldigd is aan NOvA, vastgesteld op € 1.005,00 voor het jaar 2021. NOvA heeft de gedaagde op 19 januari 2021 per e-mail geïnformeerd over de hoogte van deze bijdrage, maar de gedaagde heeft nagelaten deze te betalen. NOvA vordert nu betaling van € 1.195,45, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat hij volledige kwijtschelding van de financiële bijdrage heeft gekregen van de deken van de plaatselijke orde. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde geen bezwaar heeft gemaakt tegen de beschikking van NOvA, waardoor deze formele rechtskracht heeft gekregen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de kwijtschelding ook betrekking had op de bijdrage aan NOvA. De kantonrechter heeft de vordering van NOvA toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter is dat de gedaagde moet betalen aan NOvA, en dat de proceskosten voor rekening van de gedaagde komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 93105530 / CV EXPL 21-3347 (SJ)
Uitspraakdatum: 9 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar publiek recht
Nederlandse Orde van Advocaten
gevestigd te Den Haag
eiseres
verder te noemen: NOvA
gemachtigde: Buik en Van der Horst, gerechtsdeurwaarders
tegen
mr. [gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
NOvA heeft bij dagvaarding van 23 juni 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
NOvA heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
NOvA is een publiekrechtelijk lichaam ingevolge artikel 17 lid 1 juncto lid 3 van de Advocatenwet.
2.2.
[gedaagde] stond op 1 januari 2021 ingeschreven op het tableau in zijn hoedanigheid van advocaat, op grond waarvan hij een financiële bijdrage verschuldigd is aan NOvA.
2.3.
Op 19 januari 2021 heeft NOvA aan [gedaagde] per e-mail een beschikking gezonden, waarin zij de hoogte van de financiële bijdrage over het jaar 2021 vaststelt op € 1.005,00.
2.4.
[gedaagde] heeft nagelaten de financiële bijdrage te betalen.

3.De vordering

3.1.
NOvA vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.195,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.187,41 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele betaling en tot betaling van de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
NOvA legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de beschikking van 19 januari 2021 formele rechtskracht heeft omdat [gedaagde] geen bezwaar tegen deze beschikking heeft ingesteld. Verder stelt NOvA dat de deken van de plaatselijke orde onmogelijk kwijtschelding kan verlenen van de financiële bijdrage aan NOvA omdat de lokale orde een op zichzelf staand publiekrechtelijk lichaam is. Er is door NOvA geen kwijtschelding aan [gedaagde] verleend en [gedaagde] is er meerdere malen op gewezen dat hij de financiële bijdrage 2021 moet betalen. Naast betaling van de financiële bijdrage 2021 van € 1.005,00 maakt NOvA aanspraak op de wettelijke rente, die tot de dag van dagvaarding € 8,04 bedraagt, en de buitengerechtelijke kosten van € 182,41.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert – samengevat – aan dat de deken hem volledige kwijtschelding van de hoofdelijke omslag over 2021 heeft verleend. Volgens [gedaagde] betekent dit ook kwijtschelding van de omslag – financiële bijdrage – van NOvA. In de e-mail van 12 januari 2021 van de deken staat namelijk niet dat het slechts kwijtschelding van de plaatselijke orde betreft. Het feit dat de deken geen bevoegdheid zou hebben over de omslag van NOvA was bij [gedaagde] niet bekend. Hij ging er daarom vanuit dat het in de e-mail gaat over volledige kwijtschelding. [gedaagde] stelt dat de deken wellicht contact gehad met NOvA over deze kwijtschelding.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat [gedaagde] ten aanzien van de door NOvA genomen beschikking geen bestuursrechtelijke rechtsgang heeft benut, zodat deze beschikking onherroepelijk is geworden en formele rechtskracht heeft gekregen. Dit heeft [gedaagde] in de conclusie van antwoord ook niet betwist. De kantonrechter gaat hiervan dan ook uit. De stelling van [gedaagde] in de conclusie van dupliek dat hij deze beschikking pas op 20 april 2021 heeft ontvangen, doet hieraan niet af. [gedaagde] verbindt immers geen rechtsgevolgen aan deze stelling.
5.2.
De achtergrond van het leerstuk van de formele rechtskracht is dat natuurlijke en/of rechtspersonen niet telkens kunnen procederen over hetzelfde. Zij krijgen de kans daarvoor en als zij van die mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn, dan staat daarmee – in dit geval – de hoogte van de bijdrage vast en kan een rechter niet anders oordelen dan dat deze op de juiste wijze tot stand is gekomen en dat voormelde beschikking in juridische zin onaantastbaar is geworden. Op de inhoud kan dus niet meer worden teruggekomen, ook niet bij wijze van verweer. Slechts in zeer bijzondere gevallen, wanneer aan het onverkort vasthouden aan de beschikking door bijkomende omstandigheden zodanig klemmende bezwaren zijn verbonden dat op dat beginsel een uitzondering moet worden aanvaard, kan daarvan worden afgeweken (zie bijvoorbeeld ECLI:HR:1997:ZC2418).
5.3.
Voor zover kwijtschelding als een dergelijke uitzondering kan worden aangemerkt overweegt de kantonrechter als volgt. [gedaagde] stelt dat de kwijtschelding, die door de deken van de plaatselijke orde is verleend, ook ziet op de financiële bijdrage aan NOvA. NOvA heeft dit standpunt gemotiveerd weersproken. De kantonrechter is met NOvA van oordeel dat uit de door [gedaagde] overgelegde e-mail van 12 januari 2021 niet kan worden opgemaakt dat de verleende vrijstelling ook ziet op de bijdrage die aan NOvA moet worden betaald. Gelet op de gemotiveerde betwisting van NOvA dat aan [gedaagde] kwijtschelding is verleend, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling te onderbouwen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarbij is de deken een op zichzelf staand publiekrechtelijk lichaam en is de deken niet zonder meer bevoegd namens NOvA kwijtschelding te verlenen. Weliswaar heeft [gedaagde] in de conclusie van dupliek gesteld dat niet is betwist dat NOvA en de deken contact hebben gehad over de kwijtschelding van [gedaagde] . Maar dat berust op een verkeerde lezing van de conclusie van repliek. De kantonrechter wijst op randnummer 18 van de conclusie van repliek. De stelling van [gedaagde] dat hij er niet mee bekend was dat de deken geen bevoegdheid heeft over de bijdrage van NOvA, komt voor zijn rekening en risico.
5.4.
NOvA heeft dan ook op goede gronden de beschikking genomen, want niet is betwist dat [gedaagde] op de peildatum van 1 januari 2021 nog stond ingeschreven als advocaat. De conclusie is dat de vordering van NOvA ten aanzien van de hoofdsom van € 1.005,00 zal worden toegewezen.
5.5.
Vast staat dat [gedaagde] dit bedrag niet tijdig heeft betaald, zodat de gevorderde wettelijke rente eveneens zal worden toegewezen.
5.6.
Door de handelwijze van [gedaagde] heeft NOvA zich genoodzaakt gezien haar vordering ter incasso uit handen te geven. De daarmee gepaard gaande buitengerechtelijke incassokosten komen de kantonrechter niet onredelijk voor en zullen daarom ook worden toegewezen.
5.7.
NOvA maakt aanspraak op de buitengerechtelijke kosten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft NOvA voldoende aangetoond dat zij buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken, zodat zij recht heeft op een vergoeding hiervan. De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 182,41 inclusief btw zullen worden toegewezen. Dit is het conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten maximaal toe te wijzen tarief. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De nakosten komen eveneens voor toewijzing in aanmerking, voor zover deze daadwerkelijk door NOvA gemaakt

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan NOvA van € 1.195,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.005,00 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van NOvA tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 106,01
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 248,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 62,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door NOvA worden gemaakt
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter