ECLI:NL:RBNHO:2022:1546

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9599406
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkwestie en vermoedens van woonfraude met betrekking tot hoofdverblijf en onderhuur

In deze zaak heeft de Stichting Ymere gedaagden, bestaande uit [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], gedagvaard in kort geding. Ymere vordert ontruiming van de woning die door [gedaagde sub 1] wordt gehuurd, omdat zij volgens Ymere haar hoofdverblijf niet meer in de woning heeft en deze zou hebben onderverhuurd aan haar zoon [gedaagde sub 2] en schoondochter [gedaagde sub 3]. De vordering is gebaseerd op het vermoeden van woonfraude, waarbij Ymere stelt dat [gedaagde sub 1] al jaren niet meer in de woning woont en dat er overlast is veroorzaakt door [gedaagde sub 2]. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 februari 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Ymere heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder verklaringen van omwonenden en een rapport van een onderzoeksbureau dat de situatie heeft onderzocht. Gedaagden hebben de vordering betwist en aangevoerd dat [gedaagde sub 1] wel degelijk in de woning woont, maar vaak afwezig is vanwege mantelzorg voor haar zieke vader en andere familieverplichtingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat [gedaagde sub 1] haar hoofdverblijf niet in de woning heeft en dat de vordering van Ymere om ontruiming af te dwingen niet kan worden toegewezen. De rechter heeft de vordering afgewezen en Ymere veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9599406 \ VV EXPL 21-170
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Ymere
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Ymere
gemachtigde: mr. R.N.E. Visser
tegen

1.[gedaagde sub 1]

wonende te [woonplaats]
gedaagde sub 1
hierna te noemen: [gedaagde sub 1]
gemachtigde: mr. D. Matadien
2. [gedaagde sub 2]wonende te [woonplaats]
gedaagde sub 2
hierna te noemen: [gedaagde sub 2]
gemachtigde: mr. D. Matadien
3. [gedaagde sub 3]wonende te [woonplaats]
gedaagde sub 3
hierna te noemen: [gedaagde sub 3]
gemachtigde: mr. D. Matadien
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zullen hierna gezamenlijk genoemd worden: gedaagden.

1.Het procesverloop

1.1.
Ymere heeft gedaagden op 30 december 2021 gedagvaard. Gedaagden hebben per akte d.d. 4 februari 2022 een aantal stukken, en per akte d.d. 7 februari 2022 een schriftelijk verweer ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 februari 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, Ymere mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Ymere bij brief d.d. 7 februari 2022 nog stukken toegezonden en haar eis en grondslag vermeerderd.

2.De feiten

2.1.
Ymere is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 Woningwet.
2.2.
Sinds 12 mei 2005 huurt [gedaagde sub 1] de woning aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) van Ymere. Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden d.d. 1 februari 2004 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing verklaard. In de algemene voorwaarden staat – voor zover hier relevant – het volgende:
9.4
De huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf bewonen en er daadwerkelijk zijn hoofdverblijf hebben. Indien er gerede twijfel is over de nakoming van deze verplichting door huurder ligt de bewijslast van de nakoming daarvan bij de huurder. Het is de huurder niet toegestaan het gehuurde als tweede woning te gebruiken. (…)
9.16
Het is huurder niet toegestaan het gehuurde gedeeltelijk onder te verhuren, en/of aan één of meer derden in gebruik te geven, tenzij de huurder voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verkregen van de verhuurder. (…)
9.17
Het is de huurder zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de verhuurder niet toegestaan het gehuurde geheel onder te verhuren, aan één of meer derden in gebruik te geven en/of de huur van het gehuurde aan één of meer derden af te staan. (…)
2.3.
[gedaagde sub 2] is een (meerderjarige) zoon van [gedaagde sub 1] . Hij woont al enige tijd in de woning en staat daar ook ingeschreven. [gedaagde sub 2] is getrouwd met [gedaagde sub 3] . [gedaagde sub 3] staat sinds 15 februari 2021 ingeschreven op het adres van de woning en woont daar ook.
2.4.
Vanaf 2015 heeft Ymere meerdere keren brieven aan [gedaagde sub 1] gestuurd over het niet nakomen van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Volgens Ymere had [gedaagde sub 1] ook toen haar hoofdverblijf al niet in de woning en werd er overlast veroorzaakt door een (andere) zoon van haar.
2.5.
Op 15 mei 2018 is er bij Ymere een melding binnengekomen van [betrokkene] over illegale onderhuur of kamerverhuur. In de melding staat, voor zover hier relevant, het volgende:
Wat weet u van de hoofdhuurder?Nee mij niet bekend, alleen van gezicht. Is +/- 8 jaar geleden vertrokken. Komt nu af en toe de woning bezoeken.(…)Hoe lang wordt deze woning al onderverhuurd?Waarschijnlijk een jaar of 6(…)Omschrijf of u overlast ervaart of dat u een onveilig gevoel krijgt van deze situatieIk zelf ben geen naaste buur.Mijn probleem is de overlast van auto’s die voor mijn woning geparkeerd worden (…)
2.6.
Global S.I. Group (hierna: Global) heeft in opdracht van Ymere onderzoek gedaan in verband met het vermoeden van woonfraude. In het rapport van Global d.d. 4 oktober 2021 staat – voor zover hier relevant – het volgende:
DOELSTELLINGDe doelstelling van de inzet van het recherchebureau de Global SI Group is te onderzoeken of de hoofdhuurders de woning [adres] bewonen.
SAMENVATTING EN CONCLUSIEOp basis van de verstrekte informatie en de bevindingen uit het door Global SI Group ingestelde onderzoek, kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vastgesteld, dat [gedaagde sub 1] en [(voormalig) partner van gedaagde sub 1] niet op het adres [adres] wonen. De woning wordt bewoond door hun zoon [gedaagde sub 2] en hun schoondochter [gedaagde sub 3] .(…)BuurtonderzoekUit het door de Global SI Group ingestelde buurtonderzoek op de [a-straat] te [woonplaats] blijkt onder andere, dat:
(…)
Meerdere aangesproken omwonenden slechts anoniem wensten te verklaren. Zij verklaarden onder andere, dat:-Tot ongeveer 10 jaar geleden op het adres [adres] het gezin [gedaagde sub 1] met vier kinderen verbleef;- De woning kennelijk na een relatiebreuk door hen is verlaten.(…)- Er sinds 4 jaar een zoon van mevrouw [gedaagde sub 1] op het adres [adres] woont;- Deze zoon getrouwd is en dat hij samen met zijn vrouw op het adres [adres] woont; (…)- Mevrouw [gedaagde sub 1] al enkele jaren niet meer op het adres [adres] woonachtig is.(…)
Camera observatie 04 juni t.e.m. 18 juni 2021.In de periode van vrijdag 4 juni 2021, 12:00 uur tot en met vrijdag 18 juni 2021, 10:00 uur, werd door de Global S.I. Group camera-observatie ingezet op de voordeur van de locatie [adres] , [woonplaats] .Uit de geanalyseerde beelden blijkt onder andere, dat:- De moeder van NN1 en NN2 is gedurende de observatieperiode niet in beeld geweest;- NN1 en NN2 de woning aan [adres] bewonen.(…)Camera observatie 19 juli t.e.m. 3 augustus 2021In de periode van maandag 19 juli 2021, 13:00 uur tot en met maandag 3 Augustus 2021, 10:00 uur werd door de Global S.I. Group camera-observaties ingezet op de gemeenschappelijke parkeerplaats aan de achterzijde van de locatie [adres] , [woonplaats]Uit de geanalyseerde beelden blijkt onder andere, dat:- Mevr. [gedaagde sub 1] (moeder) gedurende de observatieperiode niet op de beelden te zien is geweest.- Uitsluitend NN1 en NN2 tijdens de observatieperiode zijn gezien.(…)Uit sociale mediaonderzoek blijkt onder andere, dat:1. Op het adres [adres] de zoon van mevrouw [gedaagde sub 1] , genaamd [gedaagde sub 2] woont, samen met zijn vrouw [gedaagde sub 3] (Zie beide navolgende afbeeldingen).
(…)
2. Op één van de foto’s op de Facebook pagina van [naam] te zien is dat zij op het balkon staat aan de achterzijde van de woning aan de [adres 2] . Vermoed wordt dat achter het facebookprofiel van [naam] de identiteit van mevrouw [gedaagde sub 1] schuil gaat. (Zie navolgende afbeelding).
(…)Ook de in januari 2019 op facebook geplaatste foto’s lijken afkomstig te zijn uit de woning van de [adres 2] te [A] (Zie de navolgende afbeeldingen). (…)
2.7.
Op 28 oktober 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen Ymere, [gedaagde sub 1] , haar (voormalig) partner en [gedaagde sub 2] . In de brief van Ymere d.d. 1 november 2021 aan [gedaagde sub 1] heeft Ymere geschreven dat [gedaagde sub 1] tijdens het gesprek haar woonsituatie niet wilde toelichten en dat zij, omdat uit het onderzoek van Global blijkt dat zij niet in de woning woont, de huur diende op te zeggen. [gedaagde sub 1] heeft de huur niet opgezegd.
2.8.
Per brief d.d. 29 november 2021 hebben gedaagden Ymere verzocht om [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] als medehuurders te accepteren, welk verzoek Ymere heeft afgewezen. Op 10 januari 2022 hebben gedaagden Ymere gedagvaard en een vordering tot medehuurderschap ex artikel 7:267 BW ingediend. Deze procedure loopt nog.
2.9.
Op 21 januari 2022 heeft de psychiater van [gedaagde sub 1] , [psychiater] , in een medische verklaring, het volgende – voor zover hier relevant – geschreven:
Mw. [gedaagde sub 1] , geboren [geboortedatum] , wonend [adres] , is al jaren in behandeling vanwege een chronische gegeneraliseerde angststoornis, een persisterende depressieve stoornis, en persoonlijkheidsproblematiek, vooral vermijdende trekken.De stoornissen worden verergerd door aanhoudende stress in de interacties met één van de buren. Ze voelt zich bedreigd, wordt er angstig van. Er zijn nu ook problemen ontstaan met de verhuurder, waardoor ze vreest haar woning te verliezen.Als de angsten haar teveel worden ontvlucht ze het huis tijdelijk; ze zoekt dan steun en rust bij familie in een andere omgeving. Bovendien helpt ze mee te zorgen voor haar hoogbejaarde, hulpbehoevende vader en voor kleinkinderen; (…).
2.10.
Op 24 januari 2022 heeft de heer [schoonzoon van gedaagde sub 1] , schoonzoon van [gedaagde sub 1] , het volgende – voor zover hier relevant – verklaard:
(…) Ik herinner mij nog een periode waarin mijn partner erg ziek was geworden en ik hulp nodig had in het huishouden. Mijn schoonmoeder is enkele dagen bij ons komen logeren om te ondersteunen. In 2013 is onze eerste dochter geboren na een heftige bevalling. Mijn schoonmoeder is de gehele kraamperiode bij ons komen logeren om ons te ondersteunen (…).Twee weken na de geboorte van ons kindje, is er een kindje geboren bij de jongste zoon van mijn schoonmoeder in [A] . Ook hier heeft mijn schoonmoeder de kraamperiode doorgebracht bij haar zoon en gezorgd voor ondersteuning. In 2015 is ons tweede kindje en eerste zoon, met een aangeboren afwijking, geboren. Hierdoor waren wij vanaf de eerste minuten van zijn leven afhankelijk van talloze ziekenhuisbezoeken, opnames en helaas ook operaties. (…) Daarnaast hadden wij een dochtertje van 2 jaar die ook opgevangen diende te worden als wij naar het ziekenhuis gingen of als wij in het ziekenhuis moesten verblijven. Ook tijdens deze zeer moeilijke periode van 1 tot 1,5 jaar heeft mijn schoonmoeder altijd voor ons klaargestaan. Zij kwam bij ons thuis om er voor onze oudste te zijn als wij naar het ziekenhuis moesten gaan. (…). In de eerste lockdown van de coronaperiode was het onderwijs ook dicht. Aangezien ik een baan heb waarbij ik niet thuis kan werken, werd de druk op mijn partner heel erg groot. Thuisonderwijs aan 2 kinderen van 7 en 5, en nog 2 kleine kinderen van 3 en 2 viel haar erg zwaar. Ook toen heeft mijn schoonmoeder bijgesprongen in ons gezin. En niet alleen in ons gezin, maar in de gezinnen van al haar kinderen. 1 augustus 2021 is de moeder van mijn schoonvader overleden. Ook tijdens dit proces heeft mijn schoonmoeder veel tijd doorgebracht met mijn schoonvader en hem gesteund in alle fasen van de uitvaart. Enkele dagen daarna is de zus van mijn schoonvader ernstig ziek geworden. Mijn schoonmoeder is de enige die haar ondersteund, verzorgt en begeleid met haar revalidatie.Zoals u kunt lezen heeft mijn schoonmoeder 4 kinderen en het dubbele aantal kleinkinderen. Zij staat werkelijk dag en nacht klaar voor iedereen en zij hecht hier ook heel veel waarde aan. Daarnaast heeft zij een hulpbehoevende vader welke zij ook regelmatig verzorgt. Samen met haar broers en zussen hebben zij een onderlinge afspraak over de zorgverlening van hun hulpbehoevende vader. Dit houdt in dat mijn schoonmoeder ook regelmatig enkele dagen blijft logeren in de woning van haar vader in [B] . (…)Als we enkel kijken naar de verschillende periodes waarin mijn schoonmoeder bij ons heeft gelogeerd om te ondersteunen waar nodig, zien we al dat dit gecombineerd een flink aantal weken is geweest. (…)
2.11.
De heer drs. [apotheker] , apotheker van de apotheek [naam apotheek] , welke gevestigd is op het adres [adres 3] en de (voormalig) apotheker is (was) van [gedaagde sub 1] , heeft in een verklaring d.d. 31 december 2021 het volgende – voor zover relevant – geschreven:
(…) verklaart middels deze dat de medicijnen van [gedaagde sub 1] (…) wonende aan [adres] sinds 2015 maandelijks aan huis worden bezorgd.
2.12.
Per e-mail d.d. 19 januari 2022 heeft de wijkagent in [woonplaats] , desgevraagd door Ymere, het volgende over het adres van de woning verklaard:
(…) In het verleden zijn wij hier niet vaak geweest. Ik kan één melding terug vinden van 23/11/2020, dit was een melding van herrie uit de woning. (…)01/01/2022, 02/01/2022 en 02/01/2022 hebben wij in totaal drie meldingen gekregen. Dit ging over geluidsoverlast. (…)
2.13.
Op 3 februari 2022 heeft de heer [buurtgenoot] , de buurman van twee huizen verder dan de woning, het volgende – voor zover hier relevant – verklaard:
(…) Ik woon sinds 10.01.2017 in deze straat. (…) [gedaagde sub 2] en zijn vrouw gaan elke dag naar hun werk en zijn moeder blijft thuis. Soms zie ik haar weggaan maar zij komt weer thuis. Ik weet dat zij bij haar kinderen en kleinkinderen gaat. Ook heeft zij een zieke vader, voor wie zij zorgt. (…)
2.14.
Op 4 februari 2022 heeft de heer [huisvriend] (een huisvriend van [gedaagde sub 2] ) het volgende – voor zover hier relevant – verklaard:
(…) [gedaagde sub 1] heeft een zieke vader in [B] waarvoor zij zorgt. In de weekenden breng ik haar soms, als zij geen ander vervoer heeft en haal ik [gedaagde sub 1] ook op om na huis te brengen na [woonplaats] . [gedaagde sub 1] heeft ook kleinkinderen wonen in [A] , [C] , [D] . Soms geef ik ook lift na de kleinkinderen te gaan. (…)
2.15.
Op 1 augustus 2021 is mevrouw [schoonmoeder van gedaagde sub 1] ( [gedaagde sub 1] schoonmoeder) in [E] (België) overleden.

3.De vordering

3.1.
Ymere vordert – na vermeerdering van eis – dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening gedaagden hoofdelijk veroordeelt:
I. de woning binnen acht dagen na betekening van dit vonnis met al de hunnen en het hunne te ontruimen, alsmede om, als gedaagden met de ontruiming in gebreke blijven, de ontruiming te kunnen doen bewerkstelligen door de deurwaarder ex artikel 444 jo. 555 Rv;
II. tot betaling aan Ymere van € 9.765,90 aan buitengerechtelijke kosten;
III. in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten.
3.2.
Ymere legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde sub 1] haar hoofdverblijf niet meer in de woning heeft. Dit blijkt onder meer uit het feit dat omwonenden verklaren dat zij daar al 10 jaar lang niet meer woont. Daarnaast is zij gedurende het gehele onderzoek van Global niet bij de woning gezien. De woning is niet meer het middelpunt van haar persoonlijke en economische belangen, waardoor [gedaagde sub 1] tekortschiet in haar huurverplichtingen, zoals artikel 9.4 van de algemene voorwaarden. Ook heeft zij de woning onderverhuurd en/of in gebruik gegeven aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . Uit het onderzoeksrapport blijkt dat zij in de woning wonen. Dit is in strijd met artikel 9.16 en 9.17 van de algemene voorwaarden.
3.3.
Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] geluidsoverlast en intimidatie veroorzaakt. Op grond van artikel 9.10 van de algemene voorwaarden dient [gedaagde sub 1] zorg te dragen dat omwonenden geen overlast ervaren. [gedaagde sub 1] dient zich op grond van artikel 7:213 BW als goed huurder te gedragen en zij is op grond van artikel 7:219 BW aansprakelijk voor gedragingen van hen die zich met haar goedvinden in het gehuurde bevinden. Om die reden schiet [gedaagde sub 1] door de door [gedaagde sub 2] veroorzaakte overlast tekort in haar huurdersverplichtingen. Al deze tekortkomingen zijn afzonderlijk en gezamenlijk van voldoende gewicht en rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst en daarop vooruitlopend de gevorderde ontruiming van de woning.
3.4.
Ten aanzien van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] geldt dat zij zonder recht of titel in de woning verblijven. Hierdoor handelen zij onrechtmatig jegens Ymere. Daarnaast is het in onderhuur of in gebruik aanvaarden van de woning om de toewijzingsregels te omzeilen, in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Gelet hierop vordert Ymere ook de ontruiming jegens hen.
3.5.
De buitengerechtelijke kosten die Ymere van gedaagden vordert, bestaan uit kosten die Global heeft gemaakt voor het opstellen van de rapportage. Deze kosten vallen onder kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ex artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Deze kosten dienden te worden gemaakt omdat [gedaagde sub 1] geen openheid van zaken gaf over haar woonsituatie en zijn naar hun omvang redelijk, aldus Ymere.

4.Het verweer

4.1.
Gedaagden betwisten de vordering en voeren aan – samengevat – dat er gelet op de nadrukkelijke betwisting door gedaagden en het feit dat er onvoldoende grondslag is voor de ingestelde vorderingen, geen sprake is van spoedeisend belang. Daarbij komt nog dat gedaagden een verzoek tot medehuurderschap bij de rechtbank hebben ingediend, waarin Ymere om uitstel heeft gevraagd. Gelet op het belang van gedaagden omtrent de uitkomst en de bescherming van haar huurrechten, is er geen concreet spoedeisend belang aan de zijde van Ymere.
4.2.
Daarnaast betwisten gedaagden dat [gedaagde sub 1] niet in de woning woont en/of de woning in gebruik of onderhuur zou hebben gegeven aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . Dat [gedaagde sub 1] in de woning woont, wordt onderbouwd door meerdere verklaringen van omwonenden en bekenden van gedaagden. [gedaagde sub 1] heeft de woning niet verwaarloosd maar juist in de woning geïnvesteerd. De woning is wèl het middelpunt van haar sociaal en maatschappelijk leven; zij ontvangt daar haar post en daarnaast levert haar apotheek al jaren haar medicijnen op het adres van de woning. [gedaagde sub 1] is niet altijd in de woning aanwezig omdat zij haar ernstig zieke vader, die in [B] woont, vaak verzorgt. Ook past [gedaagde sub 1] veel op haar kleinkinderen en is zij gedurende een langere periode onregelmatig afwezig geweest in verband met de zorg voor haar bejaarde schoonmoeder die in België woonde en, na haar overlijden, met de hierbij behorende religieuze activiteiten. Dit wordt bevestigd in de overgelegde verklaringen. Ten aanzien van het door Global uitgevoerde onderzoek heeft Global een onrechtmatige onderzoeksmethode gebruikt door gebruik te maken van camera-surveillance zodat deze gegevens niet rechtens kunnen bijdragen aan het door Ymere gewenste bewijs dat [gedaagde sub 1] niet in het gehuurde woonachtig zou zijn. Daarnaast heeft het onderzoek niets objectiefs opgeleverd waaruit zou blijken dat [gedaagde sub 1] niet in de woning woont; de verklaringen van buurtbewoners waar Ymere het over heeft, zijn anoniem en kunnen om die reden ook niet als bewijsmiddel worden gebruikt. Dat [gedaagde sub 1] niet bij de woning is gezien in de periode van de camerabeelden kan kloppen. Deze periode besloeg precies de periode dat [gedaagde sub 1] haar schoonmoeder in België verzorgde en de nazorg verleende na haar overlijden, passend binnen de religieuze tradities van de familie. Tot slot zoekt [gedaagde sub 1] soms haar rust op in een andere omgeving, omdat de conflicten met een van de buren haar veel stress opleveren. Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde sub 1] haar woonstede en hoofdverblijf in de woning, heeft zij een woonbelang en komt zij haar contractuele verplichtingen na. Gelet hierop dienen de vorderingen van Ymere afgewezen te worden.
4.3.
Voor wat betreft [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] vormen zij, samen met [gedaagde sub 1] , een duurzame gezamenlijke huishouding en hebben allen hun hoofdverblijf in de woning, waarbij het gaat om een wederzijds zorgen voor elkaar. Er is geen sprake van onderhuur of onrechtmatige ingebruikgeving, hetgeen ook niet onderbouwd is door Ymere. Tot slot betwisten gedaagden dat er sprake is van (structureel) geluidsoverlast of intimidatie door gedaagden.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Ymere daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu uit de aard van de vordering en de grondslag hiervan (het niet hebben van je hoofdverblijf in het gehuurde en het in strijd met de huurovereenkomst onderverhuren van een schaarse sociale huurwoning) volgt dat Ymere een spoedeisend belang heeft. Als namelijk zou komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] inderdaad haar hoofdverblijf niet in de woning heeft en zij de woning om die reden ten onrechte in gebruik heeft gegeven aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , dan moet de woning zo snel mogelijk beschikbaar komen voor mensen die wel recht hebben op deze schaarse sociale huurwoning. Ymere is daarom ontvankelijk in haar vordering.
5.2.
De kantonrechter stelt verder voorop dat ontruiming van een woning een ingrijpende maatregel is. Een ontruimingsvordering is in kort geding dan ook slechts toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat deze vordering in een bodemprocedure ook zal kunnen worden toegewezen. In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Ymere in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien een kort geding procedure zich niet leent voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering.
5.3.
In deze zaak gaat het (in eerste instantie) om de vraag of [gedaagde sub 1] haar hoofdverblijf in de woning heeft. Onder ‘hoofdverblijf’ dient te worden verstaan dat het (niet-zakelijke) leven van [gedaagde sub 1] zich in hoofdzaak in en vanuit de woning afspeelt.
5.4.
Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde sub 1] geen hoofdverblijf in de woning heeft, heeft Ymere (onder andere) verwezen naar buurtbewoners die zouden hebben verklaard dat [gedaagde sub 1] al tien jaar niet meer woonachtig is in de woning en naar het feit dat uit het onderzoek van Global volgt dat [gedaagde sub 1] gedurende de gehele onderzoeksperiode door Global (op één keer na) niet bij de woning is gezien. Daarentegen zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] wel veelvuldig bij de woning gezien, waaruit zou blijken dat [gedaagde sub 1] de woning aan hen heeft onderverhuurd/in gebruik heeft gegeven, aldus Ymere.
5.5.
Gedaagden hebben deze stelling van Ymere gemotiveerd betwist en een andere verklaring gegeven voor de afwezigheid van tijd tot tijd van [gedaagde sub 1] . Zij geven aan dat het klopt dat, naast [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ook in de woning wonen. Dat [gedaagde sub 1] van tijd tot tijd niet in de woning aanwezig is, komt volgens gedaagden omdat zij veel van huis is in verband met de door haar verleende mantelzorg voor haar hoogbejaarde vader en in verband met de zorg voor haar vele kleinkinderen, waardoor zij soms meerdere dagen van huis is. Meer in het bijzonder was zij er in de twee periodes ten tijde van de camera-surveillance voor het onderzoek van Global niet, omdat zij toen in België was om haar schoonmoeder te verzorgen en zich, na haar overlijden, bezig te houden met de bij de uitvaart behorende religieuze activiteiten. Deze verweren zijn door gedaagden onderbouwd met verklaringen van de heren [schoonzoon van gedaagde sub 1] , [buurtgenoot] en [huisvriend] die een en ander bevestigen, en met de overlijdensakte van [schoonmoeder van gedaagde sub 1] , waaruit blijkt dat haar overlijdensdatum inderdaad in de surveillance periode viel. Daarnaast heeft [gedaagde sub 1] verklaringen in het geding gebracht van haar psychiater en haar huisarts, waaruit volgt dat [gedaagde sub 1] door conflicten met haar buren soms bij haar familie (in een andere woonplaats) rust zoekt en dat haar medicijnen maandelijks op het adres van de woning worden bezorgd. Desgevraagd heeft [gedaagde sub 1] ter zitting verklaard dat zij een huisarts in [A] heeft omdat zij specifiek een Hindoestaanse huisarts zocht, en niet, zoals Ymere heeft betoogd, omdat zij bij haar ex-echtgenoot in [A] woont. Gelet op het voorgaande is in deze procedure niet vast komen te staan dat [gedaagde sub 1] niet meer in de woning woont. Weliswaar zijn er aanknopingspunten voor dit standpunt en zou dat, als het wel zou komen vast te staan, zeer kwalijk zijn, omdat [gedaagde sub 1] er in dat geval voor zorgt dat haar zoon en schoondochter met voorrang in een schaarse sociale huurwoning kunnen wonen, waar anderen eindeloos lang op een wachtlijst moeten staan, maar het enkele feit dat dat een zeer kwalijke situatie zou opleveren, maakt niet dat de ontruiming in kort geding bij twijfel toch kan worden toegewezen. De door de gedaagden overgelegde verklaringen en andere overgelegde bewijsstukken geven immers een ander beeld, waardoor evenmin kan worden uitgesloten dat het verhaal van gedaagden wel klopt en [gedaagde sub 1] dus wel haar hoofdverblijf in de woning heeft, waardoor zij [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] bij haar mag laten inwonen. Er kan dan ook niet worden gezegd dat een rechter die hierover in een bodemprocedure zal moeten oordelen, de vorderingen van Ymere zonder meer zal toewijzen.
5.6.
Ymere heeft daarnaast nog aan haar vordering ten grondslag gelegd dat sprake was van overlast. Dit is echter evenmin komen vast te staan, omdat gedaagden dit hebben betwist en uit de door Ymere ingebrachte verklaring van de wijkagent blijkt dat er vanaf 2020 slechts vier meldingen van overlast zijn geweest waarvan drie meldingen zien op één situatie, zodat er in elk geval geen sprake is van structurele objectief vastgestelde overlast die een ontruiming zou rechtvaardigen.
5.7.
De conclusie is dat de vordering van Ymere in dit kort geding zal worden afgewezen. De nevenvorderingen delen hetzelfde lot.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Ymere, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Ymere tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor gedaagden worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van gedaagden;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. M.L. van der Meij.
De griffier De kantonrechter