ECLI:NL:RBNHO:2022:1516

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
C/15/323730 / FA RK 21-6334
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen bij echtscheiding en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen bij echtscheiding. De vrouw verzocht om de toevertrouwing van de minderjarige aan haar, terwijl de man verweer voerde en stelde dat er sprake was van een co-ouderschapsregeling. De rechtbank oordeelde dat, gezien de gelijkwaardige rol van beide ouders in de verzorging en opvoeding van de minderjarige, het verzoek van de vrouw tot toevertrouwing niet kon worden toegewezen. De rechtbank stelde vast dat de minderjarige in een tweewekelijkse cyclus bij beide ouders verblijft, waarbij de man vier dagen en de vrouw drie dagen per week zorg draagt. De vrouw heeft ook verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, maar dit verzoek werd afgewezen omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over de verblijfsregeling. De rechtbank heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tot uitschrijving uit de BRP en de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft de afspraken over de zorgregeling en het gebruik van de echtelijke woning vastgelegd in de beschikking. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaak-/rekestnr.: C/15/323730 / FA RK 21-6334
beschikking van 9 februari 2022 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A. Koop-van Vliet, kantoorhoudende te Breda,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.A. Johannsen, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 28 december 2021;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 18 januari 2022;
- de brief, met bijlagen, van de man, ingekomen op 21 januari 2022;
- de brieven, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 21 januari 2022 en op 25 januari 2022;
- de akte vermeerdering eis van de vrouw, ingekomen op 22 januari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 26 januari 2022 in aanwezigheid van de man bijgestaan door mr. A. Koop-van Vliet en de vrouw bijgestaan door mr. M.A. Johannsen.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in de [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige [geslachtsnaam] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 in de [geboorteplaats] ( [de minderjarige] ).
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .

3.Verzoeken

echtelijke woning
3.1.
De man heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en zelf verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
zorgregeling
3.2.
De man heeft verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen op basis van een nader omschreven co-ouderschapsregeling.
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht een nader omschreven zorgregeling tussen de man en [de minderjarige] vast te stellen.
alimentatie
3.3.
De vrouw heeft een verzocht om een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] vast te stellen van € 396,-- per maand, met bepaling dat de man de kinderopvang voldoet waarbij hij zijn eventuele recht op toeslag daarvoor behoudt.
Tevens heeft de vrouw verzocht om een door de man te betalen partneralimentatie vast te stellen van € 735,-- per maand.
De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
overige verzoeken
3.4.
De vrouw heeft voorts verzocht om:
  • de kinderopvangtoeslag van [naam] aan haar toe te kennen en
  • de man te verplichten zich uit te schrijven uit de BRP.
De man heeft hiertegen verweer gevoerd.

4.Beoordeling

ingetrokken verzoeken
alimentatie
4.1.
De vrouw heeft ter zitting ingetrokken het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] van € 396,-- per maand, met bepaling dat de man de kinderopvang voldoet waarbij hij zijn eventuele recht op toeslag daarvoor behoudt, evenals het (voorwaardelijke) verzoek tot vaststelling van een bijdrage in haar levensonderhoud. Gelet op voormelde intrekking behoeven deze verzoeken geen verdere bespreking.
overige verzoeken
4.3.
De vrouw heeft in het kader van het verzoek tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning tevens verzocht de man te verplichten zich uit te schrijven uit de BRP.
Voorts heeft de vrouw verzocht de kinderopvangtoeslag ten behoeve van [naam] aan haar toe te kennen.
Gelijk de man heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat deze verzoeken niet zijn aan te merken als voorlopige voorzieningen zoals die limitatie in artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn vermeld. De vrouw zal in deze verzoeken derhalve niet-ontvankelijk verklaard worden.
zorgregeling
4.4.
Partijen zijn ter zitting ten aanzien van [de minderjarige] de volgende zorgregeling overeengekomen:
-
week 1: [de minderjarige] is op maandag, dinsdag, en de woensdag in de week dat [de minderjarige] in het weekend bij de vrouw is, bij de man; vervolgens op donderdag bij de vrouw, evenals in het weekend van vrijdag tot en met maandagochtend;
-
week 2: [de minderjarige] is op maandag en dinsdag bij de man, op woensdag en donderdag bij de vrouw en in het weekend van vrijdag tot en met maandagochtend bij de man;
- in alle gevallen geldt dat de ouder bij wie [de minderjarige] verblijft deze hem wegbrengt naar de andere ouder of de afgesproken vervolgplek.
Partijen hebben hun verzoeken voor het overige ingetrokken zodat die geen verdere bespreking behoeven.
De rechtbank zal conform de overeengekomen zorgregeling beslissen nu niet gebleken is dat het belang van [de minderjarige] zich hiertegen verzet.
toevertrouwing [de minderjarige]
4.4.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat [de minderjarige] aan haar wordt toevertrouwd en dit verzoek gehandhaafd.
4.5.
De man heeft verweer gevoerd en verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen. Naar de stelling van de man is sprake van een co-ouderschapsregeling waarbij ieder der partijen een nagenoeg gelijkwaardig aandeel heeft in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . [de minderjarige] verblijft zelfs meer tijd bij de man, nl. vier dagen per week, en drie dagen per week bij de vrouw. Voor de man heeft het aspect ‘toevertrouwing van [de minderjarige] ’ voorts een grote emotionele lading, zo heeft hij aangegeven.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uitgangspunt is dat [de minderjarige] wordt toevertrouwd aan de ouder die als hoofdverzorger kan worden beschouwd. Tussen partijen is niet in geschil dat, sinds de man de echtelijke woning ongeveer zeven maanden geleden heeft verlaten, sprake is van een nagenoeg gelijkwaardig aandeel van ieder der partijen in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . [de minderjarige] verblijft per 14 dagen acht dagen bij de man en zes dagen bij de vrouw. Aldus is, conform het ter zake geldende uitgangspunt, sprake van een gelijkwaardige rol die de ouders in geval van co-ouderschap vervullen. Deze gelijkwaardig uitgevoerde verantwoordelijkheid van beide ouders voor [de minderjarige] verdraagt zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet met de door de vrouw verzochte toevertrouwing van [de minderjarige] aan haar. Het verzoek van de vrouw om [de minderjarige] aan haar toe te vertrouwen zal derhalve worden afgewezen.
echtelijke woning
4.7.
De vrouw bewoont thans de echtelijke woning met [de minderjarige] en haar twee uit een vorige relatie geboren kinderen. De man verblijft in hotel [naam hotel] .
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de vrouw met [de minderjarige] en haar twee uit een eerdere relatie geboren minderjarige kinderen tot uiterlijk 1 augustus 2022 bij uitsluiting in de echtelijke woning verblijft en de vrouw in dat kader aan de man een vergoeding betaalt van € 700,-- per maand inclusief gebruikerslasten, welk bedrag uiterlijk de eerste van iedere maand op de bankrekening van de man overgeschreven zal zijn. Verder zijn partijen ter zake overeengekomen dat de vrouw de man tijdig informeert over het voorgenomen tijdstip van haar vertrek uit de echtelijke woning, zodat onnodige woonkosten voor de man worden bespaard en de man, na vertrek van de vrouw uit de echtelijke woning, weer zijn intrek in de echtelijke woning zal nemen. De rechtbank zal deze overeenstemming conform in de beslissing opnemen. Gelet op deze overeenstemming tussen partijen zal het door ieder van partijen verzochte uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te [woonplaats] aan [het adres] , wegens het ontbreken van belang, worden afgewezen. Dit geldt eveneens voor het door de vrouw verzochte gebruik van zich de in de woning bevindende inboedel, nu dit verzoek rechtens samenhangt met het hiervoor besproken verzoek tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
uitvoerbaarverklaring bij voorraad
4.9.
De vrouw heeft verzocht om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Tegen een beslissing in een procedure voorlopige voorzieningen staat geen rechtsmiddel van hoger beroep open. Op grond hiervan zal dit verzoek van de vrouw als niet steunend op de wet worden afgewezen.
proceskosten
4.10.
De vrouw heeft in de akte vermeerdering eis aangegeven:
“de overige verzoeken 1 tot en met 4, waaronder de veroordeling in de proceskosten, zoals geformuleerd in voornoemd verzoekschrift blijven ongewijzigd”.
4.11.
De rechtbank stelt vast dat in het verweerschrift tevens zelfstandige verzoek van de vrouw onder punt 4 van het petitum staat vermeld: “kosten rechtens
.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vrouw geen verzoek heeft geformuleerd om de man te veroordelen in de proceskosten. Daarmee behoeft dit onderdeel geen verdere bespreking.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk met betrekking tot
- het verzoek de man te verplichten zich uit te schrijven uit de BRP en
- het verzoek de kinderopvangtoeslag ten behoeve van [naam] aan haar toe te kennen;
5.2.
bepaalt dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de minderjarige [geslachtsnaam] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 in de [geboorteplaats] ,
in een tweewekelijkse cyclus als volgt zal zijn:
-
week 1: [de minderjarige] is op maandag, dinsdag, en de woensdag in de week dat [de minderjarige] in het weekend bij de vrouw is, bij de man; vervolgens op donderdag bij de vrouw, evenals in het weekend van vrijdag tot en met maandagochtend
-
week 2: [de minderjarige] is op maandag en dinsdag bij de man, op woensdag en donderdag bij de vrouw en in het weekend van vrijdag tot en met maandagochtend bij de man;
- in alle gevallen geldt dat de ouder bij wie [de minderjarige] verblijft hem wegbrengt naar de andere ouder of de afgesproken vervolgplek.;
5.3.
begrijpt dat de vrouw met [de minderjarige] en haar twee uit een eerdere relatie geboren minderjarige kinderen tot uiterlijk 1 augustus 2022 bij uitsluiting in de echtelijke woning verblijft en de vrouw in dat kader aan de man een vergoeding betaalt van € 700,-- per maand inclusief gebruikerslasten, welk bedrag uiterlijk de eerste van iedere maand op de bankrekening van de man overgeschreven zal zijn. Begrijpt verder dat de vrouw de man tijdig zal informeren over het voorgenomen tijdstip van haar vertrek uit de echtelijke woning, zodat onnodige woonkosten voor de man worden bespaard en de man, na vertrek van de vrouw uit de echtelijke woning, weer zijn intrek in de echtelijke woning zal nemen;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.