ECLI:NL:RBNHO:2022:1510

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
HAA 21/6548
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de eiser, een particulier, beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst. De eiser had op 8 januari 2021 een uitspraak op bezwaar ontvangen, maar heeft pas op 21 november 2021 een beroepschrift ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 19 februari 2021. De eiser heeft geen geldige reden opgegeven voor de overschrijding van deze termijn, waardoor de rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank benadrukte dat de regels omtrent bezwaar- en beroepstermijnen van openbare orde zijn en dat de rechter hier niet van kan afwijken. De omstandigheden die de eiser aanvoerde, zoals de aansprakelijkheid van zijn boekhouder, werden niet als voldoende geacht om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6548

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar van 8 januari 2021, op 21 november 2021 bij verweerder een tweede bezwaar ingediend.
Bij brief van 6 december 2021 heeft verweerder dit tweede bezwaar aanmerkend als beroep dit beroep op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling doorgezonden naar deze rechtbank.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 36 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 8 januari 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 19 februari 2021.
4. Het beroepschrift is bij verweerder ontvangen op 21 november 2021. Het beroepschrift
is dus niet tijdig ingediend.
5. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld aan te geven waarom hij zijn beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. Eiser heeft bij brieven van 28 december 2021 en 9 februari 2022 uitvoerig toegelicht dat hij zijn boekhouder aansprakelijk stelt voor de belastingschuld, die eiser door nalatigheid en niet nagekomen afspraken heeft verkregen. Eiser vraagt om een herziening van zijn belastingschuld en een schadevergoeding.
Ten aanzien van het na de beroepstermijn indienen van het beroep wordt door eiser gesteld dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn boekhouder alles goed regelde.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De regels over de bezwaar- en beroepstermijn behoren tot de regels die van openbare orde zijn. De rechter mag niet van die regels afwijken. Eiser heeft geen reden gegeven voor het na de beroepstermijn indienen van zijn beroepschrift die maakt dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar is. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiser een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift. Ter informatie merkt de rechtbank op dat uit vaste jurisprudentie volgt dat het handelen en/of nalaten van handelen van een hulp- of dienstverlener voor rekening en risico van eiser komt. De rechtbank oordeelt dat de door eiser geschetste omstandigheden niet kunnen leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding hem niet kan worden tegengeworpen.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.