ECLI:NL:RBNHO:2022:1507

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
C/15/321004 / FA RK 21-4847
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot eenhoofdig gezag over minderjarige na ontbinding huwelijk

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. T.A. Bruins, verzocht om het gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2012, voortaan alleen aan haar toe te kennen. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van 7 april 2021, waarin het verzoek om eenhoofdig gezag was afgewezen. De vrouw stelde dat de situatie inmiddels veranderd was en dat er nu meer gronden waren om aan te nemen dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind was. De man, vertegenwoordigd door mr. A.J. Robbers, voerde verweer en stelde dat hij wel degelijk betrokken was, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende communicatie en samenwerking tussen de ouders was. De rechtbank concludeerde dat het gezamenlijk gezag beëindigd moest worden, omdat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en haar het eenhoofdig gezag over het kind verleend. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/321004 / FA RK 21-4847
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 26 januari 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T.A. Bruins, kantoorhoudende te Aerdenhout,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.J. Robbers, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 6 oktober 2021.
1.2.
De behandeling van de zaak is op de zitting van 3 november 2021 aangehouden omdat op die zitting voor de man – die destijds niet door een advocaat werd bijgestaan - geen tolk in de Engelse taal aanwezig was. De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 december 2021 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. T.A. Bruins en de man bijgestaan door mr. A.J. Robbers en een tolk in de Engelse taal. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met zaak-/rekestnr C/15/287000 / FA RK 19/1932.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 4 december 2018 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2018.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteland] (de minderjarige).
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige.
De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vrouw.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank in de zaak met nummer C/15/287000 / FA RK 19-1932 van 7 april 2021 is het verzoek van de vrouw om te bepalen dat het gezag alleen aan haar toekomt, afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de vrouw strekt tot wijziging van het gezag over [de minderjarige] in die zin dat het gezag over [de minderjarige] voortaan alleen aan haar toekomt.
De vrouw heeft aan dit verzoek het volgende ten grondslag gelegd.
De vrouw heeft geen beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking van 7 april 2021 omdat zij hoopte dat de man zou gaan meewerken. De vrouw is van mening dat de situatie anders is dan de feiten die partijen konden aandragen voordat de rechtbank de tussenbeschikking van 7 april 2021 wees en er thans nog meer en/of duidelijkere gronden zijn om aan te nemen dat sprake is van contra indicaties die maken dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [de minderjarige] is en sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige] klem of verloren zou raken tussen de ouders en wel als volgt:
Uit de brief 27 augustus 2021 blijkt dat de omgang uitsluitend door toedoen van de man niet op gang komt. Er kan dan ook niet langer worden verwacht dat, met het vlottrekken van de omgang, de communicatie tussen partijen en het onderling vertrouwen zal verbeteren;
De man weigerde - ondanks herhaald rappel eerst door de vrouw zelf en daarna door haar advocaat - toestemming te verlenen voor een buitenlandse vakantie door in het geheel niet te reageren. Bij de intake bij ZIJN begon de man gelijk al te schreeuwen dat hij nooit toestemming zou geven. De vrouw had daarom al een kort geding dagvaarding laten opstellen, maar zag af van de reis vanwege Covid-19. De man werkt dus helemaal niet mee, laat staan op eerste verzoek;
De man heeft in januari 2021 bij de vrouw aangegeven naar het buitenland te willen verhuizen;
De school stuurt herhaaldelijk berichten / e-mails naar de man, maar school heeft sinds januari 2021 niets meer van de man gehoord;
De man stelt zich geheel afzijdig op. Hij betaalt ook geen alimentatie meer en draagt ook geen zorg meer voor de maandelijkse aflossing op de schuld aan de vrouw, waarvoor de vrouw verwijst naar het echtscheidingsconvenant;
Ook het inschrijven van [de minderjarige] op de huidige school diende met kunst- en vliegwerk te worden gerealiseerd, omdat de man niet meewerkte. Het feit dat het gelukt is, is aan de vindingrijkheid van het team te danken, maar niet aan de medewerking van de man. Het gaat met [de minderjarige] heel goed op de nieuwe school. Zelfs zo goed dat hij terug kan naar een gewone basisschool. Wel is de vrouw geadviseerd een school met kleine klasjes uit te zoeken. Het is een feit van algemene bekendheid dat die niet voor het oprapen liggen. Daarnaast is het helaas een feit van algemene bekendheid dat scholen niet staan te popelen om kinderen van het speciaal basisonderwijs over te nemen. De vrouw moet alsdan dan ook heel snel kunnen schakelen en kan en mag in het belang van [de minderjarige] niet afhankelijk zijn van de man. [de minderjarige] zit nu in groep 5, in een klas met autistische kinderen. Elke dag zijn er in die klas problemen (stoelen gooien, schelden en schoppen), terwijl [de minderjarige] geen gedragsproblemen heeft. [de minderjarige] gaat nu met tegenzin naar school, zodat de vrouw snel moet kunnen handelen indien hij teruggeplaatst kan worden.
Communicatie tussen partijen is onmogelijk. Indien de man met de vrouw contact opneemt, dan begint de man te dreigen.
3.2.
Ter zitting is door de vrouw naar voren gebracht dat de man voor haar onbereikbaar is. Hij heeft niet gereageerd op de voor de vakantie verzochte toestemming en werkte niet goed mee aan de verlenging van het paspoort. Het grootste probleem is evenwel geweest dat de man geen toestemming gaf voor inschrijving van [de minderjarige] op het speciaal onderwijs. [de minderjarige] mag nu weer terugkeren naar het reguliere onderwijs, voor welke inschrijving de vrouw wederom de toestemming van de man nodig heeft. De vrouw wenst het eenhoofdig gezag zodat zij dit soort zaken voor [de minderjarige] kan regelen. Eenhoofdig gezag betekent voor haar niet dat zij niet wil dat [de minderjarige] omgang met zijn vader heeft. De man dient echter eerst aan zijn gedrag, zoals beschreven in het rapport van ZIJN, te werken. In de toekomst zou dan gekeken kunnen worden hoe de omgang opgebouwd zou kunnen worden. De vrouw ziet, mede gelet op de gebrekkige communicatie tussen partijen, en nu [de minderjarige] aangeeft dat hij voor de man bang is, voor gezamenlijk gezag geen mogelijkheden meer.

4.Verweer

4.1.
De man heeft ter zitting verweer gevoerd. Hij voert aan dat hij destijds geen toestemming voor de vakantie van de vrouw naar Amerika en de Dominicaanse republiek heeft gegeven omdat hij dat gelet op corona niet in het belang van [de minderjarige] achtte. Hiernaast was de man bang dat de vrouw met [de minderjarige] niet meer naar Nederland zou terugkeren omdat hij dacht dat de vrouw in Amerika een vriend heeft. Over de nieuwe school heeft de man geen informatie gekregen. Hij is bereid te tekenen als hij weet om welke school het gaat en in het proces van aanmelding wordt meegenomen. De man heeft voor de inschrijving op het speciaal onderwijs wel degelijk zijn toestemming gegeven. Deze door de vrouw aangevoerde grond, die ook al deels aan de orde is geweest bij het vorige verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag, kan niet tot toewijzing van het verzoek leiden. Daarbij komt dat het erop lijkt dat partijen de onderlinge communicatie wel kunnen oppakken. Tot slot heeft de man aangevoerd dat in geval van eenhoofdig gezag van de vrouw, en als er geen afspraken over de omgang worden gemaakt, de angst bestaat dat de man uit beeld raakt en dat [de minderjarige] zonder zijn vader opgroeit.

5.De beoordeling

5.1.
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat eenhoofdig gezag rust zou kunnen brengen. Het eerdere advies van de Raad om het gezamenlijke gezag in stand te laten was ingegeven door de hoop dat de man middels begeleide omgang invulling zou gaan geven aan zijn vaderrol. Er wordt nu evenwel geen betrokkenheid vanuit de man richting [de minderjarige] gezien. De man was voor de vrouw al langere tijd niet bereikbaar voor constructief overleg en door de vrouw wordt nu wederom aangegeven dat het niet lukt om met de man in overleg te raken. Volgens de Raad kan van de vrouw niet worden verwacht dat zij achter de man aan loopt.
5.2.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, van het BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen, zodanig dat de minderjarige niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.4.
De vrouw heeft gemotiveerd gesteld dat de man voor haar al geruime tijd niet goed bereikbaar is, terwijl de man zijn stelling dat dit niet het geval is niet – bijvoorbeeld door overlegging van stukken – heeft gesubstantieerd. De rechtbank concludeert op grond van de stukken en de behandeling ter zitting dat ouders niet tot een behoorlijk overleg in staat zijn en dat het hen niet lukt om beslissingen over [de minderjarige] in gezamenlijk overleg te nemen. Zodoende ontbreekt de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag van de ouders en bestaat het risico dat de beslissingen over [de minderjarige] , bijvoorbeeld over de schoolkeuze of medisch handelen, niet in het vereiste tempo genomen kunnen worden. Daarmee bestaat een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige] klem of verloren zou raken tussen de ouders. Nu er geen aanwijzingen zijn dat partijen in de nabije toekomst wel weer op ouderniveau over [de minderjarige] met elkaar zullen kunnen overleggen acht de rechtbank het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de vrouw overeenkomstig haar verzoek met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] zal worden belast.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarige [naam 2] , geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteland] , wordt beëindigd en dat de vrouw alleen het gezag over voornoemde minderjarige toekomt;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.E.J. Bruinen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.