In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over de inschrijving van hun minderjarige kind in de Basisregistratie Personen (BRP) en de hoofdverblijfplaats van het kind. De vader verzocht om wijziging van de inschrijving van het kind naar zijn adres en om de hoofdverblijfplaats bij hem vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat er geen relevante wijziging van omstandigheden was die een wijziging van de eerdere beschikking rechtvaardigde. De rechtbank verwees naar een eerdere beschikking van het gerechtshof Amsterdam, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van het kind noch bij de vader, noch bij de moeder zou zijn, maar dat het kind wel op het adres van de moeder ingeschreven zou blijven. De vader had geen doorslaggevende redenen aangevoerd om de inschrijving te wijzigen en had eerder zelf toegezegd dat het kind op het adres van de moeder ingeschreven kon blijven. De rechtbank wees het verzoek van de vader af en veroordeelde hem in de proceskosten van de moeder, omdat hij zonder relevante wijziging van omstandigheden het geschil opnieuw ter discussie stelde.