ECLI:NL:RBNHO:2022:1502

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9533898 \ WM VERZ 21-1053
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens handelen in strijd met een geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 7 januari 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter oordeelde dat de boete voldoende individualiseerbaar was, ondanks het feit dat de verbalisant niet had aangegeven bij welk huisnummer de gedraging was geconstateerd. De kantonrechter vond dat de vermelding van de straatnaam 'Zuiderstraat' in combinatie met de pleegplaats 'Haarlem' voldoende was om de gedraging te identificeren. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Het verzoek van de gemachtigde om een proceskostenvergoeding werd afgewezen, omdat de kantonrechter van mening was dat het niet tijdig ontvangen van het aanvullend proces-verbaal geen aanleiding gaf voor toekenning van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie locatie Haarlem
Zaaknummer : 9533898 \ WM VERZ 21-1053 CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum: 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene] adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene) gemachtigde : mr. [gemachtigde] , [gemachtigde] .

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is mr. [gemachtigde] verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990, eenrichtingverkeer).
Ter zitting is gebleken dat gemachtigde niet over een aanvullend proces-verbaal, door de verbalisant ( [verbalisant] ) opgemaakt en getekend op 16 december 2020, beschikt, dat wel in het dossier van de kantonrechter is gevoegd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ook een exemplaar hiervan mee, dat door de betreffende verbalisant met één regel is aangevuld en opnieuw ondertekend is op 6 januari 2022. Dit heeft zij ter zitting overgelegd. Gemachtigde heeft vervolgens aangegeven de gang van zaken ‘raar’ te vinden, en heeft de kantonrechter verzocht om ook een proceskostenvergoeding toe te kennen als het beroepschrift ongegrond wordt verklaard.
Nadat de kantonrechter gelegenheid heeft geboden om het aanvullend proces-verbaal door te nemen, heeft gemachtigde aangegeven dat betrokkene het niet eens is met de beslissing van de officier van justitie. Hierna zijn kort de door gemachtigde namens betrokkene aangevoerde gronden doorgenomen. In het beroepschrift is – kort weergegeven – aangevoerd:
 dat betrokkene de gedraging ontkent;
 dat de verklaring van de verbalisant te summier is, en dat de officier van justitie opheldering van de verbalisant had moeten vragen;
 dat de vermelding “Zuiderstraat” te summier is, omdat niet verklaard is ter hoogte van welk huisnummer de waarneming is gedaan. Hierdoor kan betrokkene zich onvoldoende verweren;
 dat er ten onrechte niet staande is gehouden.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zowel het zaakoverzicht als het uitgebreide aanvullend proces-verbaal is uitvoerig aangegeven hoe een en ander zich heeft voltrokken. De vermelding “Zuiderstraat” in combinatie met de pleegplaats “Haarlem” acht de kantonrechter voldoende precies. De gehele Zuiderstraat in Haarlem is ingericht voor eenrichtingsverkeer en de verbalisant heeft geconstateerd dat betrokkene de straat in de verkeerde richting gebruikte. Dat verbalisant betrokkene niet staande heeft gehouden is naar het oordeel van de kantonrechter ook voldoende onderbouwd. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij een arrest van het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden van 6 januari 2021 (vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2021:84), waarin het hof in rechtsoverweging 8. als volgt overwogen heeft:

de aanvullende verklaring van de ambtenaar houdt in dat de ambtenaar te voet was en dat de snorfiets reed. Het hof leidt hieruit af en acht dat ook aannemelijk, dat er onder de gegeven omstandigheden geen reële mogelijkheid was om (op veilige wijze) tot staandehouding over te gaan. Nu het dossier evenmin aanwijzingen bevat dat de gegevens in het zaakoverzicht niet juist zijn, ziet het hof geen reden om aan de juistheid van de gegevens te twijfelen…..”.
Ook in deze zaak heeft de kantonrechter geen reden om aan te nemen dat de verbalisant betrokkene veilig en succesvol had kunnen staande houden. Verbalisant was in privé, te voet, en betrokkene reed in een personenauto.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Het verzoek van gemachtigde om een proceskostenvergoeding, nu gemachtigde naar zijn zeggen op de zitting pas de beschikking heeft gekregen over het aanvullend proces-verbaal van verbalisant, zal de kantonrechter niet honoreren. Als inderdaad het geval is dat gemachtigde het aanvullend proces-verbaal niet eerder heeft ontvangen dan op de zitting, en dit aldus een ‘nieuw’ stuk voor hem betreft, dan rechtvaardigt dit geen toekenning van proceskosten (zie in dit verband mede het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 mei 2021 (vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2021:4775).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG
Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: