In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 7 januari 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter oordeelde dat de boete voldoende individualiseerbaar was, ondanks het feit dat de verbalisant niet had aangegeven bij welk huisnummer de gedraging was geconstateerd. De kantonrechter vond dat de vermelding van de straatnaam 'Zuiderstraat' in combinatie met de pleegplaats 'Haarlem' voldoende was om de gedraging te identificeren. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Het verzoek van de gemachtigde om een proceskostenvergoeding werd afgewezen, omdat de kantonrechter van mening was dat het niet tijdig ontvangen van het aanvullend proces-verbaal geen aanleiding gaf voor toekenning van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.