ECLI:NL:RBNHO:2022:1500

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9588737 \ WM VERZ 21-695
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens gebruik van mobiele telefoon tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene was het niet eens met de beslissing van de officier van justitie, die het beroep tegen de boete ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op een zitting waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was via een digitale verbinding, terwijl de betrokkene zelf niet verscheen.

De kantonrechter overwoog dat de verklaring van de verbalisant, die de gedraging had waargenomen, voldoende bewijs bood voor de opgelegde boete. De verbalisant had op 19 mei 2020 waargenomen dat de betrokkene tijdens het rijden met een mobiele telefoon in haar hand zat. Ondanks de door de betrokkene aangevoerde tegenstrijdigheden in het proces-verbaal, oordeelde de kantonrechter dat deze niet afdoen aan de geloofwaardigheid van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene onvoldoende feiten en omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen.

Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd de boete als terecht opgelegd beschouwd. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, mr. I.H. Lips, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9588737 \ WM VERZ 21-695
CJIB-nummer : 233748857
Uitspraakdatum : 18 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen (met behulp van een digitale verbinding via MS Teams). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant d.d. 31 augustus 2020, zoals opgenomen in het zaakoverzicht onder meer het volgende in:
“…Op 19 mei 2020 omstreeks 17.45 uur was ik, verbalisant A. Bax, als zodanig herkenbaar in politie-uniform gekleed op de openbare weg Van Beekstraat in Landsmeer. Ik stond hier naar aanleiding van een verkeersongeval. Het verkeersongeval vond plaats ter hoogte van het kruispunt met Aalscholverstraat. Ik zag dat een vrouwelijke bestuurder met donker haar in een Nissan Pixo reed. Ik zag dat het voertuig was voorzien van kenteken: 95-LXH-4. Ik zag dat zij reed op Van Beekstraat in Landsmeer. Ik zag dat zij rechtsaf de Aalschoverstraat in reed. Tijdens het passeren zag ik dat de betrokkene in haar rechterhand een mobiele telefoon in haar rechterhand hield. Ik zag dat zij haar telefoon richtte, richting het ongeval tijdens het rijden. Ik stond achter een heg, waardoor ik de betrokkene geen stopteken kon geven en haar niet kon doen stilhouden. Hiervoor heb ik een proces-verbaal op kenteken geschreven…”.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De door betrokkene genoemde tegenstrijdigheden in het aanvullend proces-verbaal doen niet af aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de verbalisant. In het aanvullend proces-verbaal van 17 september 2021 verklaart de verbalisant dat hij zich kan herinneren dat hij vrije doorgang had tussen de openbare weg en de tuin van de woning waarin het verkeersongeval plaatsvond. Tevens verklaart de verbalisant dat hij duidelijk zicht had op het voertuig van betrokkene en dat hij via het raam goed in het voertuig van betrokkene kon kijken en daardoor zag dat betrokkene een mobiele telefoon vast had tijdens het rijden. Betrokkene heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: