ECLI:NL:RBNHO:2022:1488

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
C/15/315455 / FA RK 21-1918
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van huwelijksgoederen tussen een man met de Nederlandse nationaliteit en een vrouw met de Poolse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die respectievelijk de Nederlandse en Poolse nationaliteit bezitten. De man en de vrouw zijn gehuwd in Polen en hebben na hun huwelijk hun eerste gewone verblijfplaats in Nederland gevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding, omdat de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond ten tijde van de indiening van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft daarnaast de verzoeken van de man tot voortgezet gebruik van de woning en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap behandeld. De man heeft verzocht om het voortgezet gebruik van de woning voor de duur van zes maanden, wat door de vrouw niet is betwist. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. Wat betreft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft de rechtbank vastgesteld dat de man en de vrouw ieder de helft draagplichtig zijn voor bepaalde naheffingsaanslagen. De rechtbank heeft de activa en passiva van de ontbonden huwelijksgemeenschap in kaart gebracht en heeft de verdeling van de goederen tussen partijen geregeld.

De rechtbank heeft bepaald dat elke partij de eigen kosten van de procedure draagt en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/315455 / FA RK 21-1918 en C/15/319777 / FA RK 21-4168
Beschikking d.d. 22 februari 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. F.D. van Damme, gevestigd te Beverwijk ,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. H. Loonstein, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 20 april 2021;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlage, ingekomen op 30 juni 2021;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, ingekomen op 20 augustus 2021;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de vrouw van 24 januari 2022;
- de brief, tevens wijziging c.q. vermeerdering van het verzoek, met bijlagen, van de man, ingekomen op 26 januari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 februari 2022.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Van Damme, en de vrouw, bijgestaan door mr. Loonstein en een tolk in de Poolse taal.
Mr. Loonstein en de man hebben speekaantekeningen overgelegd, mr. Van Damme een brief van de Belastingdienst.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats] , Polen.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Poolse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is daarop Nederlands recht van toepassing.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.
Woning
De man heeft het voortgezet gebruik van de woning verzocht voor de duur van zes maanden.
De vrouw heeft zich daartegen niet verweerd.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over dit verzoek, waarop Nederlands recht als het interne recht zal worden toegepast.
De rechtbank zal conform het verzoek beslissen, nu dit niet is weersproken en op de wet
is gegrond.
2.4.
Verdeling
rechtsmacht en toepasselijk recht
2.4.1.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.4.2.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
2.4.3.
Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
2.4.4.
Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna geen nationaliteit gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag.
2.4.5.
Nu geen van de uitzonderingen van artikel 4, lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de eerste gewone verblijfplaats van toepassing
op het huwelijksvermogensregime.
2.4.6.
De man heeft gesteld dat partijen hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking op het grondgebied van Nederland hebben gevestigd, en dat aldus het recht van Nederland van toepassing is op het huwelijksvermogensregime.
De vrouw heeft gesteld dat partijen hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvol-trekking op het grondgebied van Polen hebben gevestigd. Zij heeft verzocht te bepalen dat het recht van Polen van toepassing is.
2.4.7.
De rechtbank volgt in deze het standpunt van de man, waartoe het volgende redengevend is.
Partijen hebben na hun huwelijkssluiting weliswaar enige tijd in Polen doorgebracht, maar
de man heeft gemotiveerd betwist dat het ooit de bedoeling van partijen was zich in Polen te vestigen. Tussen partijen staat vast dat de man, na de breuk met zijn toenmalige vriendin,
in 2016 bij zijn moeder in [plaats] is gaan wonen. Hier heeft hij de vrouw heeft leren kennen als de verzorgster van zijn moeder.
De woning in [plaats] is in 2017 verkocht (volgens de vrouw begin 2017, volgens de man in juni 2017) en vervolgens heeft de man een woning in [plaats] gekocht.
Uit de leveringsakte volgt dat deze woning op 11 juli 2017 aan de man is verkocht en op
18 augustus 2017 aan hem is geleverd.
Uit de Basisregistratie Personen (BRP) volgt dat de man gedurende het hele huwelijk als Nederlands ingezetene stond ingeschreven; vanaf 1 november 2016 op het adres in [plaats] en vanaf 18 augustus 2017 op het adres in [plaats] .
Uit het BRP blijkt dat vervolgens de vrouw zich op 18 september 2017 ook heeft ingeschreven op het adres in [plaats] .
Dit komt overeen met de stelling van de man dat híj altijd in Nederland heeft gewoond en de vrouw zich enkele maanden na de huwelijkssluiting bij hem in Nederland heeft gevoegd. Voorts staat tussen partijen vast dat de man zijn meubels nooit heeft meegenomen naar Polen en dat hij zich nooit als ingezetene van dat land heeft laten inschrijven. Ter zitting heeft de vrouw gezegd dat dat laatste een verplichting is voor iemand die zich in Polen vestigt.
Overigens is de vrouw, ook na de feitelijke scheiding, in Nederland blijven wonen.
Dat de man enige tijd in een ziekenhuis in Polen opgenomen is geweest en dat hij op enig moment heeft overwogen te solliciteren op een functie bij [naam bedrijf] in Polen, maakt deze beoordeling niet anders.
Aldus is Nederlands recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
verzoek aanhouding
2.4.8.
De vrouw heeft verzocht eerst een beslissing te nemen over het toepasselijk recht
en de overige verzoeken aan te houden, omdat zij pas kan reageren op de verzoek van de man als zij weet welk recht van toepassing is.
De rechtbank ziet geen reden dit verzoek te honoreren, omdat onvoldoende duidelijk is gemaakt waarom de vrouw niet heeft gereageerd op het verzoek van de man.
Zo is niet gesteld of gebleken dat - overeenkomstig het procesreglement - de vrouw geen ‘formulier verdelen en verrekenen’ heeft kunnen indienen. Bij een dergelijk overzicht van de huwelijksgoederengemeenschap en de daaraan te koppelen waardes, had zij haar standpunt kunnen toespitsen op de situatie waarbij Pools dan wel Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime.
peildatum
2.4.9.
Als peildatum voor het bepalen van de omvang van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap heeft te gelden de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, te weten 20 april 2021.
2.4.10.
Uit de stukken volgt dat de ontbonden huwelijksgemeenschap in ieder geval bestaat uit de volgende activa en passiva:
de echtelijke woning aan het adres [adres] te [plaats] ;
een woning aan het adres [adres] in Polen;
4 hectare landbouwgrond in Polen;
e lijfrentepolis;
de bankrekeningen;
een auto;
de inboedels;
een naheffingsaanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2017;
een naheffingsaanslag IB 2017.
De diverse posten worden hierna behandeld. De rechtbank zal de verzoeken van de man
als onweersproken toewijzen, nu dit niet onredelijk voorkomt.
ad a. de echtelijke woning aan het adres [adres] te [plaats]
De woning wordt voor de waarde van € 281.000 toegedeeld aan de man, zonder nadere verrekening met de vrouw.
De man dient de op deze woning rustende hypothecaire leningen voor zijn rekening te nemen en er voor zorg te dragen dat de vrouw binnen twee maanden uit de hoofdelijke aansprake-lijkheid wordt ontslagen.
ad b. een woning van de vrouw aan het adres [adres] in Polen
De woning wordt voor een waarde van € 250.000 toegedeeld aan de vrouw, zonder nadere verrekening met de man.
ad c. 4 hectare landbouwgrond te Polen
De 4 hectare landbouwgrond wordt voor een waarde van € 30.000 toegedeeld aan de vrouw, zonder nadere verrekening met de man.
ad d. de lijfrentepolis
De rechten en plichten uit de lijfrentepolis bij JOUW Pensioen met participatienummer [nummer] worden aan de man toegedeeld, zonder nadere verrekening van de waarde met de vrouw.
ad e. de bankrekeningen
De bankrekening met nummer [nummer] wordt aan de man toebedeeld en de bankrekening met nummer [nummer] aan de vrouw, zonder nadere verrekening van de saldi.
ad f. een auto
De auto van het merk [merk] , met kenteken [kenteken] , wordt tegen een waarde van nihil
toegedeeld aan de man.
ad g. de inboedels
Aan de vrouw wordt toebedeeld de inboedel ten huize van het adres [adres] in Polen, en aan de man wordt toebedeeld:
• zijn stropdassen, waaronder de stropdas van zijn vader van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
• het vergulde kolenkistje van zijn moeder;
• zijn hardloopspullen, waaronder shirtjes van de door hem gelopen marathons (onder andere de marathon van [plaats] );
• zijn verrekijkertje;
• het fotoboek van de 80e verjaardag van zijn moeder;
• de inboedel ten huize van de [adres] te [plaats] ;
zonder nadere verrekening van waarden.
De vrouw heeft ter zitting toegezegd bovengenoemde losse goederen van de man (anders dan de inboedel van de woning aan de [adres] ), voor zover zij deze kan vinden, aan de man te zullen sturen als zij in maart 2022 in Polen is. Ze weet niet waar het fotoboek is, maar zal kijken of dit bij de kookboeken ligt.
De rechtbank vertrouwt erop dat de vrouw haar toezegging gestand zal doen en dat zij alle voornoemde goederen uiterlijk op 1 april 2022 aan de man zal afgeven.
De rechtbank ziet geen aanleiding hier een dwangsom aan te verbinden.
ad h. naheffingsaanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2017
Partijen zijn ieder voor de helft draagplichtig voor de naheffingsaanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2017 met aanslagnummer [nummer] .
Zij dienen ieder een bedrag van € 891 te betalen.
ad i. naheffingsaanslag IB 2017
Partijen zijn ieder voor de helft draagplichtig voor de naheffingsaanslag IB 2017.
Zij dienen ieder een bedrag van € 23.711,50 te betalen.
2.5.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure zal bepaald worden dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
Spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , Polen, op [huwelijksdatum] ;
3.2.
bepaalt dat de man tegenover de vrouw het recht heeft in de woning aan het adres [adres] [plaats] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, als hij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont;
3.3.
gelast de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederen-gemeenschap op de wijze zoals hierboven onder 2.4.10 is overwogen;
3.4.
verklaart de beslissing met betrekking tot het voortgezet gebruik van de woning en de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.E.J. van Schie op 22 februari 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.