ECLI:NL:RBNHO:2022:1456

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
15-300216-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in kledingwinkels met eerdere veroordelingen

Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in twee kledingwinkels te Heemskerk op 4 november 2021. De verdachte heeft diverse kledingstukken en sieraden weggenomen en daarbij een medewerkster van de winkel, [slachtoffer 1], twee keer geduwd. Dit geweld was gericht op het vergemakkelijken van de diefstal en het ontsnappen bij betrapping. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor winkeldiefstal. Tijdens de rechtszitting op 10 februari 2022 heeft de officier van justitie, mr. A.M.H.G. Peters, gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen trui moet worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, [winkel]. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-300216-21 (P)
Uitspraakdatum: 24 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 februari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
zij op of omstreeks 4 november 2021 te Heemskerk, in/uit een winkel, vier, althans diverse, truien en/of twee, althans één, BH('s) en/of twee, althans één, ketting(en) en/of een armband, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , winkelmedewerkster bij [winkel] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] tweemaal, althans eenmaal, een (harde) duw te geven;
feit 2
zij op of omstreeks 4 november 2021 te Heemskerk, in/uit een winkel, twee, althans één, trui(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1
zij op 4 november 2021 te Heemskerk, uit een winkel, diverse truien en twee BH's en twee kettingen en een armband, die geheel toebehoorden aan [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] , winkelmedewerkster bij [winkel] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] tweemaal een harde duw te geven;
feit 2
zij op 4 november 2021 te Heemskerk, uit een winkel, twee truien, die geheel toebehoorden aan [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: diefstal, gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Feit 2: diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
Verder heeft zij gevorderd dat de in beslag genomen trui wordt teruggegeven aan de rechthebbende.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 4 november 2021 schuldig gemaakt aan diefstal bij twee kledingswinkels, waarbij zij diverse kledingstukken en sieraden heeft weggenomen. De verdachte heeft een medewerkster van de kledingwinkel die haar vroeg om de truien terug te geven, twee maal geduwd. Als gevolg van die duw is de medewerkster op de grond gevallen en gewond geraakt aan haar knieën en vinger.
Winkeldiefstallen zijn op zich al vervelende feiten, die voor de gedupeerden, naast financiële schade, vaak veel overlast en ergernis meebrengen. Wanneer winkeldiefstal echter gepaard gaat met geweld, in welke vorm dan ook, wordt nog eens een grens overschreden. Dergelijke feiten zijn voor het betrokken winkelpersoneel en het winkelend publiek dat er getuige van is, verontrustend en beangstigend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 3 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder veelvuldig voor winkeldiefstal is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 23 juni 2021 en 14 juli 2021 van [reclasseringswerker 1] als reclasseringswerker verbonden aan Fivoor en 31 december 2021 van [reclasseringswerker 2] als reclasseringswerker verbonden aan Inforsa. Hoewel in deze rapporten naar voren komt dat aan verdachte op 7 juni 2021 een ISD I scenario (onvoorwaardelijke ISD) is toegekend en geadviseerd wordt om de ISD-maatregel op te leggen, heeft de officier van justitie de oplegging daarvan niet gevorderd. In dat verband is aangegeven dat de ISD maatregel geldt als ultimum remedium en blijkens het vonnis van de politierechter van 28 juni 2021 alsmede de beslissing van de politierechter op de vordering tenuitvoerlegging van 22 juli 2021, in een gedwongen kader van bijzondere voorwaarden een traject van hulpverlening aan verdachte is ingezet. Niet is gebleken dat dat traject, dat net was aangevangen en doorkruist is door de aanhouding van verdachte op 4 november 2021, geen kansen meer biedt. Verdachte dient nog een allerlaatste kans te krijgen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een trui, dient te worden teruggegeven aan [winkel] , aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende [winkel] van:
Trui
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J.M. Uitermark, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. S.J. Richters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 februari 2022.
mr. Uitermark is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.