Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
[gedaagde 6],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 november 2021
- het B2-formulier van de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] waarin hun advocaat zich onttrekt
- de zaak is verwezen naar de rol voor uitlaten partijen overeenkomstig artikel 6 van het Landelijk Procesreglement
- [eiser 1] en [eiser 2] hebben geen nieuwe advocaat doen stellen
- Grondvest c.s. hebben vonnis gevraagd
- [gedaagde 1] c.s. hebben eveneens vonnis gevraagd.
2.De feiten
“De feitelijke levering van het verkochte zal geschieden: Leeg en ontruimd. Vrij van huur-, pacht-, of andere gebruiksrechten en aanspraken wegens huurbescherming, behoudens eventuele jachtrechten.”
“Verkoper verklaart uitdrukkelijk dat thans op het verkochte geen beheer door derden plaatsvindt. Tevens verklaart verkoper thans op geen enkele manier betrokken te zijn bij het in beheer geven van het verkochte aan derden nu of in de toekomst.”
3.Het geschil
‘Door koper te gebruiken als potentieel maar uitdrukkelijk niet door verkoper gegarandeerde ontwikkelingsgrond ten behoeve van woon-, kantoor-, industrie- en bedrijfsdoeleinden cum annexis.’In artikel 8 onder k van de akte van levering is nog expliciet vermeld: ‘
Het verkochte is uitsluitend gebruikt voor agrarische doeleinden. Verkoper staat niet in voor het realiseren van enige bestemmingswijziging, het risico daaromtrent is geheel voor koper.’ En in de slotverklaring onder N is opgenomen dat koper ermee bekend is dat er door verkoper geen enkele garantie wordt gegeven dat het verkochte in aanmerking komt als eventuele toekomstige ontwikkelingsrond ten behoeve van woon-, kantoor-, industrie-, en bedrijfsdoeleinden cum annexis, en ook niet dat ten behoeve van deze ontwikkeling een omgevingsvergunning zal worden afgegeven of verleend, dat de overdracht een speculatief karakter heeft welke geheel voor rekening en risico van koper komt. [betrokkene 1] en [eiser 2] hebben voorafgaande aan de koop uitgebreid contact gehad met en overleg gevoerd met de gemeente [plaats 9] over de voorgenomen ontwikkeling van het perceel. Ten tijde van de levering was geen sprake van een pacht- of beheerovereenkomst voor hun percelen.
4.De beoordeling
bij verkoop van het perceel aan een derde na schriftelijke opzegging door de eigenaar of DHP.Hieruit blijkt dat bij verkoop nog een schriftelijke opzegging noodzakelijk zou zijn, maar in de begeleidende brief van 3 december 2019 waarin [gedaagde 1] is uitgenodigd om de in concept bijgevoegde pachtovereenkomst aan te gaan wordt er alleen over gesproken dat de overeenkomst eindigt bij verkoop van de grond. Onder die omstandigheden is het niet ondenkbaar of onbegrijpelijk dat [gedaagde 1] over de vermelding
na schriftelijke opzegging door de eigenaar of DHPin artikel 3 van de overeenkomst heen gelezen heeft. Als gevolg daarvan is de pacht door [gedaagde 1] niet schriftelijk opgezegd omdat hij er – mede op grond van de inhoud van de inleidende brief van 3 december 2019 - van uit ging dat de pachtovereenkomst van rechtswege zou eindigen door de verkoop.
€ 1.770,-(1 punt à € 1.770,-)
€ 1.770,-(1 punt à € 1.770,-)