ECLI:NL:RBNHO:2022:1343

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
22/67
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder bestuursdwang wegens ontbrekende melding brandveilig gebruik

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een pand in [woonplaats 2] gebruikt, had een last onder bestuursdwang opgelegd gekregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik wegens het ontbreken van een ontvankelijke melding brandveilig gebruik. Dit besluit was genomen op 30 april 2021 en het bezwaar van verzoekster tegen dit besluit was ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 17 november 2021. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 10 februari 2022 zijn afspraken gemaakt tussen partijen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, wat een vereiste is voor het treffen van een voorlopige voorziening volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat als de begunstigingstermijn eerder wordt beëindigd door verweerder, verzoekster mogelijk een nieuw verzoek kan indienen.

Er is een bezoek gepland aan het pand in de week van 14 februari 2022, waarbij een medewerker van de Veiligheidsregio betrokken zal zijn om de brandveiligheid te beoordelen. Verzoekster moet binnen drie weken na ontvangst van het rapport van de Veiligheidsregio de nodige maatregelen treffen. De voorzieningenrechter heeft de begunstigingstermijn opgeschort tot de rechtbank uitspraak doet in het beroep. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/67

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats 1], verzoekster

(gemachtigden: mr. N. van Collem en mr. N.F. Barthel),
en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Medemblik, verweerder

(gemachtigde: Mr. K. van de Wateringen).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende], te [woonplaats 2].

Procesverloop

In het besluit van 30 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan [verzoekster] een last onder bestuursdwang opgelegd wegens het ontbreken van een ontvankelijke melding brandveilig gebruik voor het gebruik van het pand aan de [locatie] in [woonplaats 2].
In het besluit van 17 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 februari 2022 op zitting behandeld. Voor verzoekster is verschenen [naam 1], bijgestaan door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 2].
[derde belanghebbende] is verschenen, vergezeld door [naam 3] en [naam 4].

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Ter zitting hebben partijen de volgende afspraken gemaakt:
  • In de week van 14 februari 2022 vindt een bezoek plaats aan het pand aan de [locatie] in [woonplaats 2] met verzoekster, een vertegenwoordiger van verweerder, en een niet eerder bij deze procedure betrokken medewerker van de Veiligheidsregio. Verzoekster neemt desgewenst zelf een deskundige mee.
  • Het doel van dit bezoek is in kaart brengen wat nodig is om dit pand zodanig bandveilig te maken dat de huidige bewoners tijdens de beroepsprocedure in het pand kunnen blijven wonen. Uitgangspunt daarbij is dat het gaat om kamerverhuur aan mensen die zelfredzaam zijn en geen zorg behoeven.
  • Van dit bezoek maakt de medewerker van de Veiligheidsregio een rapport op met punten waarop verzoekster actie moet ondernemen ten behoeve van de brandveiligheid. Dit rapport wordt toegestuurd aan verzoekster en verweerder.
  • Verzoekster treft uiterlijk binnen drie weken na het toesturen van het rapport de benodigde maatregelen zoals genoemd in het rapport.
  • Aan het eind van deze termijn vindt een controlebezoek plaats met dezelfde medewerker van de Veiligheidsregio om te beoordelen of de in het rapport genoemde maatregelen zijn uitgevoerd.
  • Verweerder schort de begunstigingstermijn op tot de rechtbank uitspraak op het beroep heeft gedaan.
  • Als tijdens het controlebezoek blijkt dat de in het rapport genoemde maatregelen niet zijn getroffen of als verzoekster voornoemde afspraken op een ander onderdeel niet nakomt, dan kan verweerder verzoekster schriftelijk laten weten dat de begunstigingstermijn eerder eindigt.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Gelet op de hiervoor genoemde afspraken is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af.
4. Als verweerder de begunstigingstermijn eerder beëindigt omdat verzoekster voornoemde afspraken volgens verweerder niet nakomt, dan kan dat met zich meebrengen dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij een nieuw verzoek aan de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
15 februari 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.