ECLI:NL:RBNHO:2022:1327

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
C/15/324013 / HA RK 22/5
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende als wrakingskamer, uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter M.T. Goossens, ingediend door verzoekers op 10 januari 2022. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat verzoekers zich niet gehoord voelden tijdens een eerdere zitting op 5 oktober 2021, waar hun verzoek om een andere bewindvoerder te benoemen was afgewezen. Verzoekers voerden aan dat de rechter de bewindvoerder onevenredig veel aan het woord had gelaten en dat hun vragen onbeantwoord waren gebleven, wat volgens hen de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden die de vrees voor partijdigheid zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. Na beoordeling van de zittingsaantekeningen en de verklaringen van verzoekers, concludeerde de wrakingskamer dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve partijdigheid van de rechter. De rechtbank oordeelde dat de vrees van verzoekers voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was, aangezien verzoekers tijdens de eerdere zitting voldoende gelegenheid hadden gekregen om hun standpunt naar voren te brengen.

Daarom heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen en bevolen dat het proces in de hoofdzaak voortgezet wordt met een andere rechter, waarbij de zitting in de hoofdzaak, die gepland stond op 18 januari 2022, opnieuw zal worden ingepland. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/324013 / HA RK 22/5
Beslissing van
Op het verzoek tot wraking ingediend door:

1.[verzoekers]

wonende [woonplaats],
verzoekers.
Het verzoek is gericht tegen:
M.T. Goossens,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekers hebben bij brief van 18 december 2021, ter griffie ingekomen op
10 januari 2022, de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Bewind, locatie Alkmaar, aanhangige zaken met de zaaknummers 9538998 \
BM VERZ 21-2604 en 9539000 \ BM VERZ 21-2605, hierna te noemen: de hoofdzaak.
Verzoekers hebben de wrakingsgronden in de brief van 18 december 2021 uiteengezet.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 7 februari 2022. Verzoekers en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
Verzoekers zijn beiden verschenen.
1.4.
De wrakingskamer heeft na een schorsing direct na afloop van de mondelinge behandeling van het verzoek mondeling uitspraak gedaan.

2.Het standpunt van verzoekers

Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek - samengevat - aangevoerd dat zij zich niet door de rechter gehoord hebben gevoeld op de vorige zitting van 5 oktober 2021.
Op die zitting is het verzoek van verzoekers om een andere bewindvoerder te benoemen, door de rechter afgewezen. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de rechter de bewindvoerder onevenredig veel aan het woord heeft gelaten en dat vragen van verzoekers onbeantwoord zijn gebleven. Naar de mening van verzoekers heeft de rechter zich niet onpartijdig opgesteld. Zij hebben nu een nieuw verzoek ingediend tot beëindiging van het bewind en hebben er geen vertrouwen in dat de rechter dat verzoek onpartijdig zal behandelen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Als uitgangspunt voor de beoordeling van het wrakingsverzoek geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat haar niet is gebleken van aanwijzingen dat de rechter (subjectief) partijdig zou zijn in het nadeel van verzoekers. Ten aanzien van de vraag of de vrees van verzoekers dat de rechter ten opzichte van hen vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is, overweegt de rechtbank het volgende.
3.3.
Uit de zittingsaantekeningen van de griffier leidt de wrakingskamer af dat verzoekers tijdens de zitting van 5 oktober 2021 op diverse momenten hebben kunnen reageren op vragen van de rechter. Daarbij hebben zij ook de zaak van hun kant kunnen toelichten. Ter zitting van de wrakingskamer hebben zij dat ook bevestigd.
Het is de taak van de rechter om kritisch te zijn, als toezichthouder op het bewind van verzoekers en dus ook om daarover tijdens een mondelinge behandeling kritische vragen te stellen. Op zichzelf hoeft de rechter daarbij geen vragen van verzoekers te beantwoorden. De door verzoekster op 5 oktober 2021 ter zitting gestelde vraag wat zij anders had moeten doen betreffende de situatie met de Belastingdienst in verband met het feit dat haar zoon bij verzoekers ingeschreven heeft gestaan, behoefde de rechter dus niet te beantwoorden. Dit had op de weg van de bewindvoerder gelegen. Wellicht dat verzoekers een andere opstelling hadden verwacht van de rechter, maar het feit dat de rechter een vraag van partijen niet beantwoordt en naar het gevoel van verzoekers de bewindvoerder onevenredig veel aan het woord heeft gelaten, is onvoldoende om te oordelen dat de vrees dat de rechter niet onpartijdig is, objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
Gelet op het voorgaande is er geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen. De zitting in de hoofdzaak stond gepland op 18 januari 2022. Deze is in verband met het wrakingsverzoek niet doorgegaan. De hoofdzaak zal opnieuw op zitting worden gepland, waarbij willekeurig volgens het rooster een rechter aan de zaak zal worden gekoppeld.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekers, de rechter en de bewindvoerder in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt daartoe de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de voorzitter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, team Bewind.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. J.L. Roubos en
mr. M.S. Lamboo, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
mr. L. Kliffen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022.
De griffier De voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.