Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
[naam] van [bedrijf 1] .Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) nodig heeft voor zijn functie als ambulant woonbegeleider. De minister van Justitie en Veiligheid had de aanvraag voor de VOG afgewezen op basis van het Justitieel Documentatie Systeem, waarin verzoeker geregistreerd staat voor meerdere veroordelingen. Verzoeker heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 3 februari 2022 heeft verzoeker verklaard dat hij ook als hij zich pas over een half jaar meldt met een VOG, aangenomen zal worden door de coöperatie waarvoor hij wil werken. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen spoedeisend belang is, omdat verzoeker momenteel inkomen heeft uit een andere functie en de behandeling van het beroep naar verwachting in mei of juni zal plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de weging van het subjectieve criterium van de ervaringsdeskundigheid in relatie tot het risico voor de samenleving beter in de bodemprocedure kan worden behandeld.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om een spoedeisende maatregel te treffen. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, in aanwezigheid van griffier R.I. ten Cate, en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.