Op 18 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, die een vergunning voor visserij met een zegenrecht hebben, een voorlopige voorziening vroegen. De vergunning verleende hen het recht om zeven dagen te vissen, maar met het bestreden besluit is dit recht beperkt tot twee dagen. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze beperking en vroegen de voorzieningenrechter om een spoedeisende voorziening, omdat zij stelden dat hun inkomsten met 72% zouden dalen door deze beperking.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 7 februari 2022, waarbij verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. A. van Lohuizen, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. P.J. Kooiman. Tijdens de zitting heeft verweerder betwist dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat verzoekers sinds 2015 geen gebruik meer hebben gemaakt van hun zegenrecht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers al geruime tijd niet actief zijn in de zegenvisserij en dat hun financiële belang niet zodanig zwaarwegend is dat er sprake is van een financiële noodsituatie.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.