Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 februari 2022 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
: [derde partij] en [derde partij 2] ,te [woonplaats] .
Rechtbank Noord-Holland
Op 11 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, wonende te [woonplaats], een voorlopige voorziening heeft gevraagd in verband met handhavingsverzoeken die hij had ingediend tegen activiteiten die door zijn buren werden uitgevoerd op een perceel dat een rijksmonument betreft. Verzoeker had vier handhavingsverzoeken ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam op 19 oktober 2021 waren afgewezen. Verzoeker stelde dat er sprake was van spoedeisend belang, omdat de buren herhaaldelijk de regels overtraden en hij inbreuk op zijn eigendomsrecht ondervond door bouwwerkzaamheden op de erfgrens.
Tijdens de zitting op 3 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. Verzoeker was aanwezig met een vertegenwoordiger, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. Derde-partijen waren ook aanwezig. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat de beslissing op het bezwaar van verzoeker op korte termijn kon worden verwacht. De voorzieningenrechter benadrukte dat de handhavingsverzoeken betrekking hadden op activiteiten die al geruime tijd plaatsvonden en dat er geen acute noodzaak was om een voorlopige voorziening te treffen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de beslissing op bezwaar niet kon worden afgewacht. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A. Steinhauser, in aanwezigheid van griffier R.I. ten Cate, en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.