ECLI:NL:RBNHO:2022:1285

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
C/15/324674 / JU RK 22-144
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een baby met zorgen om de ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een twee weken oude baby. De moeder van de baby heeft een licht verstandelijke beperking (LVB) en er zijn ernstige zorgen over haar zelfredzaamheid, kwetsbaarheid en opvoedingscapaciteiten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een lange geschiedenis van hulpverlening in het gezin is, waarbij ook drie andere kinderen van de ouders onder toezicht zijn gesteld en uit huis geplaatst. De moeder is ambivalent tegenover de hulpverlening en er zijn zorgen over de vader, die in het verleden betrokken is geweest bij de zorg voor de andere kinderen.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van de baby in een pleeggezin. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de zorg voor de baby te waarborgen en dat de veiligheid van de baby in het geding is. De Raad heeft aangegeven dat er geen perspectief is voor de moeder om zelfstandig voor de baby te zorgen, gezien haar beperkte leerbaarheid en de voorgeschiedenis met de andere kinderen.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de baby onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden, met een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat de moeder niet in staat is om de noodzakelijke zorg en veiligheid te bieden die de baby nodig heeft, en dat de risico's te groot zijn om de baby bij de ouders te laten opgroeien. De beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummers: C/15/324674 / JU RK 22-144 en C/15/324684 / JU RK 22/149
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een (voorlopige) ondertoezichtstelling en machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. B.J. de Groot, kantoorhoudende te Haarlem.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de vader] , hierna te noemen: de vader,

wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de spoedbeschikking van deze rechtbank van 28 januari 2022 met de daarin vermelde stukken;
- het definitieve verzoek van de Raad van 28 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 28 januari 2022;
- het e-mailbericht met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen bij de griffie op 4 februari 2022;
- een aanvullend rapport van de Raad, ingekomen bij de griffie op 8 februari 2022;
- een e-mailbericht met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen bij de griffie op 8 februari 2022.
Op 9 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. B.J. de Groot;
- de vader;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI.
De verzoeken van de Raad, te weten het verzoek voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging spoeduithuisplaatsing ingeschreven onder het zaaksnummer C/15/324674 / JU RK 22-144 en het verzoek definitieve ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing ingeschreven onder het zaaksnummer C/15/324684 / JU RK 22/149, zijn gelijktijdig ter zitting behandeld.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[de minderjarige] verblijft momenteel in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 28 januari 2022 heeft de kinderrechter de minderjarige [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 28 januari 2022 voor de duur van drie maanden en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin verleend met ingang van 28 januari 2022 voor de duur van vier weken. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot de zitting van 9 februari 2022, teneinde de Raad en de overige belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun mening kenbaar te maken.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft in een nader verzoek verzocht [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging te verlenen voor een uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden in een (crisis)pleeggezin.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft het verzoek als volgt onderbouwd.
Op [geboortedatum] is [de minderjarige] geboren in het [gasthuis] te [plaats] . In een multi disciplinair overleg is het besluit genomen dat de moeder niet alleen naar huis kan gaan met de baby. De ouders hebben nog drie kinderen samen, over wie zij gezamenlijk gezag hebben. Deze kinderen, [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] , staan sinds 2016 onder toezicht van de GI en zijn sinds 2019 uit huis geplaatst. Met [kind 1] en [kind 3] hebben ouders al een jaar geen omgang, met [kind 2] is sinds ongeveer drie maanden deels onbegeleid contact. De GI heeft de Raad op 24 december 2020 verzocht een onderzoek te doen naar een gezag beëindigende maatregel voor de drie kinderen van de ouders. Dit onderzoek is nog niet afgerond, in afwachting van een perspectiefonderzoek.
Ouders hebben naar eigen zeggen een knipperlichtrelatie. Moeder woont in [plaats] en vader woont in [plaats] . Vader zou wel veel bij moeder zijn.
Er is een zeer lange geschiedenis van hulpverlening in het gezin. Er is hulp ingezet door Triade, Tien voor Toekomst, Family Supporters en de SIG. Rode draad in de begeleiding bleek de moeizame leerbaarheid van moeder. Deze is in de loop der jaren onvoldoende gebleken om echte veranderingen door te voeren. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de oudste kinderen van ouders was gelegen in het gebrek aan structuur, regels, voorspelbaarheid (door inconsequent gedrag van moeder) en stimulering in de opvoedingsomgeving. Moeder is hiertoe, mede door haar eigen licht verstandelijke beperking, onvoldoende in staat.
Tevens zijn er zorgen over de nog steeds onduidelijke status van de relatie tussen
moeder en vader en de veiligheid van de kinderen bij vader. Gedurende de ondertoezichtstelling deden de drie oudste kinderen van ouders uitspraken waaruit bleek dat sprake was van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zowel [kind 1] als [kind 3]
hebben zeer ernstige uitspraken gedaan. Er loopt een onderzoek door de politie naar aanleiding van de uitspraken van de kinderen. De Raad heeft zorgen om de vader van de kinderen, omdat hij verdacht wordt van betrokkenheid bij seksueel grensoverschrijdend gedrag bij de kinderen. De uitspraken over seksuele mishandeling hebben geleid tot het besluit om voor alle kinderen het contact (zowel begeleide contacten als belmomenten) met ouders volledig te staken. Bij deze beslissing speelde ook mee dat er rondom de bezoeken bij alle drie de kinderen werd gezien dat ze veel spanning ervoeren. Tegenwoordig is er wel weer begeleid contact plaats tussen [kind 2] en ouders. Alle drie de kinderen laten sterk getraumatiseerd / beschadigd gedrag zien en hebben veel problemen in hun huidige ontwikkeling.
De grootste zorg van de GI is dat moeder alleen gericht is op haar eigen behoefte. Moeder kan bij haar andere kinderen niet aanhoren hoe het met hen gaat en daarop afstemmen. Een andere zorg van de GI betreft de pedagogische verwaarlozing van de oudste drie kinderen; moeder was niet in staat regels en structuur neer te zetten en had geen grip op haar kinderen.
De SIG geeft aan dat moeder zelf ondersteuning nodig heeft op alle leefgebieden en daarin aan de hand genomen moet worden. Moeder is daarin begeleidbaar maar weinig leerbaar. Ook lukt het moeder onvoldoende om naar haar eigen rol te kijken. Moeder is erg kwetsbaar en beïnvloedbaar. Moeder lijkt niet in staat de zorg te bieden die een kind nodig heeft.
De Raad ziet geen mogelijkheden om de veiligheid van [de minderjarige] in de opvoedsituatie bij moeder (en vader) thuis te waarborgen. Gezien de forse beperking van moeder, haar beperkte leerbaarheid en de voorgeschiedenis met de oudste kinderen, acht de Raad intensieve ambulante hulp in de thuissituatie onvoldoende. Ook 24/7 opvang, in de vorm van een moeder-kind huis sluit niet aan, omdat hierbij perspectief moet zijn op
zelfstandigheid. Dit perspectief zien de betrokkenen en de Raad niet (meer).
Nu duidelijk geworden is dat vader een rol wil gaan spelen in het leven van [de minderjarige] , zijn de zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] bij ouders nog groter geworden.
Wat de acceptatie van hulp betreft, laat moeder wisselend gedrag zien en is zij hierin ambivalent te noemen. Het ene moment accepteert zij hulp en het andere moment is zij
vijandig. Ook vader herkent de zorgen van de Raad niet helemaal, waardoor hij van mening is dat moeder met [de minderjarige] gewoon naar huis kan gaan en dat hij moeder verder voldoende zal kunnen ondersteunen.
De Raad heeft ter zitting, kort samengevat, het volgende aangegeven.
De Raad heeft diverse moeder-kindhuizen benaderd, maar deze gaven aan dat zij vol zaten of dat moeder niet werd geaccepteerd, omdat moeder te kwetsbaar is of dat zij geen perspectief zien voor moeder om uiteindelijk zelfstandig voor [de minderjarige] te kunnen gaan zorgen.
Vervolgens heeft een overleg plaatsgevonden met het regionaal expertteam. Daarbij waren het CJG, de GI en de Raad aanwezig. Conclusie van het expertteam is dat er geen perspectief is voor de middellange termijn om [de minderjarige] bij moeder te laten opgroeien.
Na deze conclusie heeft de Raad een standpunt ingenomen.
Er is intensieve zorg geweest bij de moeder. De leerbaarheid van de moeder is nihil of beperkt gebleken. Zij heeft wel een training afgerond, maar geeft zelf ook aan dat zij thuis alles weer is vergeten. De moeder heeft moeite met het organiseren van haar eigen leven, laat staan om te zorgen voor de baby. Zij heeft moeite met haar eigen emoties en kan bij stress minder beschikbaar zijn voor de baby. Intensiviteit is voor kind en volwassenen heel belangrijk. Als het kind dat nu al niet krijgt, heeft het direct een achterstand. Er moet een structurele verandering komen bij de moeder. De problematiek bij de moeder gaat niet weg.
Daarnaast heeft de moeder aangegeven dat zij de relatie met de vader wil voortzetten. De vader heeft aangegeven dat hij een rol in het leven van [de minderjarige] wil spelen. De Raad heeft zorgen dat de vader in de nabijheid is van [de minderjarige] . [kind 3] heeft bij de pleegzorgwerker zorgelijke uitspraken gedaan over vermeend seksueel misbruik door de vader.
De Raad is tot de conclusie gekomen dat de moeder onmachtig is voor de korte en de middellange termijn en dat de risico’s te groot zijn dat [de minderjarige] schade oploopt.
[de minderjarige] kan niet veilig bij moeder opgroeien, het perspectief ligt niet bij de moeder, maar bij een pleeggezin.

Het standpunt van de belanghebbenden

De advocaat van de moeder heeft ter zitting, kort samengevat, het volgende aangegeven.
De advocaat verwijst hierbij naar de e-mails die zij naar de rechtbank heeft verzonden.
De moeder is akkoord met een ondertoezichtstelling, maar niet met een machtiging uithuisplaatsing.
De moeder heeft al drie kinderen tot een bepaalde leeftijd groot gebracht. Zij wordt al twee weken lang aan het lijntje gehouden door de Raad en heeft daar moeite mee.
Mentrum Trace heeft aangegeven dat een moeder-kind huis tot de goede mogelijkheden behoort. De Raad kan alleen geen moeder-kind huis vinden. De advocaat heeft van Komunazorg in [plaats] vernomen dat daar wel plek is voor de moeder en dat zij tot de doelgroep behoort. De moeder heeft zelf contact gezocht met Driestroom, die de opname van een moeder-kind huis wil onderzoeken.
Mentrum Trace wil inzetten op een moeder-kind huis, maar mensen die de moeder nog niet hebben gezien, geven vervolgens een andere uitleg over het schrijven van Mentrum Trace. De moeder is gebaat bij duidelijkheid en zij moet een eerlijke kans krijgen bij een moeder-kind huis. Het recht van family-life van de moeder wordt geschonden.
De advocaat verzoekt een uithuisplaatsing voor korte duur, zodat kan worden onderzocht of Driestroom of Komunazorg de moeder wil aannemen.
De moeder heeft ter zitting, kort samengevat, het volgende aangegeven.
De moeder vond het vreselijk om haar kind af te staan. Zij wil met alles meewerken.
De moeder staat open voor een moeder-kind huis. Rond Oud en Nieuw was voor haar al een plek geregeld in [plaats] , maar plotseling was deze plek al vergeven. De moeder kreeg te horen dat andere plekken voor een moeder-kind huis niet lukte. Zij heeft vervolgens een gesprek gehad met mensen uit [plaats] die haar wel wilden helpen en heeft Driestroom gevraagd akkoord te geven. De moeder heeft nooit 24/7 toezicht gehad om te zien of zij het goed doet. Zij stelt dat zij wel leerbaar is, maar dat zij het soms ook moeilijk vindt. De moeder heeft nu ook zorgen over vader en wil afstand nemen van hem. De moeder wil een kans dat zij, met intensieve hulp, kan laten zien dat zij een baby kan opvoeden.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij van mening is dat de moeder een kans verdient. Zij heeft drie andere kinderen ook goed opgevoed tot een bepaalde leeftijd. De vader heeft er moeite mee dat hij voor pedofiel wordt uitgemaakt. Er is nooit onderzoek geweest.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat [de minderjarige] momenteel in een crisispleeggezin verblijft. Het gaat goed met [de minderjarige] in het pleeggezin, het is een rustige baby. Vorige week is gestart met een begeleide omgang tussen moeder en kind.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
In hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, ziet de kinderrechter geen aanleiding om het in voormelde beschikking van 28 januari 2022 geformuleerde oordeel ten aanzien van de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing te wijzigen. Deze beslissing zal derhalve worden gehandhaafd.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] bestaat uit de zorg of moeder [de minderjarige] de basale zorg en veiligheid kan bieden. Er zijn namelijk veel zorgen over of moeder gezien haar beperkte zelfredzaamheid en leerbaarheid in staat zal zijn om [de minderjarige] de verzorging, opvoeding en veiligheid kan bieden die zij nodig heeft.
In het verleden is hulp ingezet door Triade, Tien voor Toekomst, Family Supporters en de SIG, waaruit blijkt dat er sprake is van een langdurige geschiedenis van hulpverlening.
Ernstige problemen met de andere drie kinderen hebben de moeder niet kunnen weerhouden om de relatie met de vader voort te zetten en wederom zwanger te raken. De vader wil een rol bij de opvoeding van [de minderjarige] . Er zijn echter ook zorgen om de vader, gelet op uitspraken van de andere kinderen.
De moeder heeft goede intenties, maar zij heeft LVB, is kwetsbaar en weinig leerbaar, waardoor zij niet intensief en responsief op [de minderjarige] kan reageren. Zij is dan gericht op haar eigen behoefte, waardoor [de minderjarige] wordt verwaarloosd. Tevens is de moeder beïnvloedbaar.
De moeder is niet voldoende voorspelbaar bij spanningen en stress, waardoor zij minder beschikbaar is voor [de minderjarige] . Dit zijn randvoorwaarden die niet zullen verbeteren als de moeder langdurig in een moeder-kind huis zal verblijven.
De gezaghebbende moeder is onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid die bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Moeder heeft recent, tegen het advies van de hulpverlening in, de begeleiding vanuit de SIG stopgezet. Moeder geeft nu aan open te staan voor hulp in huis, maar is hierin ambivalent.
Het is vooralsnog onduidelijk of moeder in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] binnen de voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn zelf te kunnen dragen. Tijdens de ondertoezichtstelling zal de GI zicht moeten krijgen op het perspectief van [de minderjarige] .
De kinderrechter zal, gelet op de problematiek, [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor eenzelfde periode noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b (BW).

De beslissing

De kinderrechter:
stelt
[de minderjarige]onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 9 februari 2022 tot 28 januari 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 28 januari 2022 tot 28 januari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van W. van den Bergh, als griffier en in het openbaar uitgesproken op
10 februari 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op 16 februari 2022
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.