Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Standpunten van partijen
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting, waaronder de getoonde camerabeelden, stelt de rechtbank het volgende vast. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte, gevolgd door de medeverdachte [medeverdachte] , richting getuige [slachtoffer 3] loopt, waarbij de verdachte zijn hand in zijn broek heeft. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de verdachte daarbij heeft gezegd “Ik ga je schieten”. De verdachte ontkent dit te hebben gezegd tegen [slachtoffer 3] . De medeverdachte [medeverdachte] heeft als getuige ter zitting verklaard dat de verdachte dit niet heeft gezegd. De aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte heeft gezegd dat hij een wapen bij zich had en zijn hand in zijn broek stak. De aangever heeft niet verklaard dat daarbij richting [slachtoffer 3] gezegd is door de verdachte ‘Ik ga je schieten’. Op basis van het dossier kan door de rechtbank niet in voldoende mate worden vastgesteld of en welke bedreigende uitlatingen er door de verdachte zouden zijn gedaan richting [slachtoffer 3] . De enkele verklaring van [slachtoffer 3] is daartoe onvoldoende. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook van dit tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken.