ECLI:NL:RBNHO:2022:12576

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
10086625 \ WM VERZ 22-1016
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing officier van justitie en toewijzing nieuwe proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, die een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. A. Khadri van Verkeersboete.nl, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die een kostenvergoeding had toegewezen. De zaak werd behandeld op de zitting van 22 november 2022, waar zowel de gemachtigde van de betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelde dat er geen sprake was van samenhangende zaken, omdat er te veel tijd zat tussen de verschillende hoorzittingen. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie de boete had vernietigd en een proceskostenvergoeding van € 608,63 had toegekend, maar dat het beroepschrift van de gemachtigde van de betrokkene enkel gericht was op de toekenning van deze proceskostenvergoeding. De gemachtigde voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van samenhangende zaken, omdat de hoorzittingen op verschillende momenten hadden plaatsgevonden en de werkzaamheden niet identiek waren geweest.

De kantonrechter volgde het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie en oordeelde dat er geen sprake was van samenhangende zaken. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de kantonrechter bepaalde dat de betrokkene recht had op een hogere proceskostenvergoeding. De kantonrechter stelde de proceskostenvergoeding vast op € 253,59, na rekening te hebben gehouden met een eerdere uitbetaling door de officier van justitie. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10086625 \ WM VERZ 22-1016
CJIB-nummer : 247182972
Uitspraakdatum : 2 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. A. Khadri, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft een beslissing genomen waarbij een kostenvergoeding is toegewezen. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 november 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van samenhangende zaken nu er te veel tijd zit tussen de verschillende hoorzittingen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie verzoekt voor de behandeling van de zaak bij de kantonrechter wegingsfactor zeer licht, 0,25, toe te passen en verzoekt bij de vaststelling van de proceskostenvergoeding rekening te houden met hetgeen reeds door de officier van justitie aan de gemachtigde is uitbetaald.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de boete vernietigd en een proceskostenvergoeding van € 608,63 toegekend. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van deze proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
Gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing van 2 juni 2022 de proceskosten onjuist heeft vastgesteld, omdat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak met 3 andere zaken. De gemachtigde voert aan dat de zaken op verschillende hoorzittingen zijn behandeld, zodat er geen sprake kan zijn van samenhang. Daarnaast stelt gemachtigde dat de verrichte werkzaamheden in de verschillende dossiers niet identiek zijn geweest omdat tijdens de hoorzittingen is ingegaan op de concrete omstandigheden van het geval, waaronder de uiteenzetting van de rijroute van de betrokkene. Het gaat om verschillende locaties en dus om verschillende rijroutes. Het uitzoeken van de rijroutes en het aanvoeren daarvan tijdens de hoorzittingen, levert een reële extra inspanning op, aldus de gemachtigde.
De kantonrechter volgt het ter zitting ingenomen standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie en oordeelt dat er geen sprake is van samenhangende zaken. De kantonrechter zal de beslissing van de officier van justitie van 2 juni 2022, waarbij een kostenvergoeding ad € 608,63 is toegewezen, met betrekking tot onderhavige zaak vernietigen en bepalen dat aan de betrokkene voor wat betreft de fase van het administratief beroep alsnog een hogere proceskostenvergoeding wordt toegekend.
Proceskostenvergoeding fase officier van justitie:
De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting, zodat 1,5 punt dient te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 541,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. De officier van justitie had in onderhavige zaak dus een proceskostenvergoeding ad € 405,75 (1,5 x € 541,00 x 0,5), moeten vaststellen.
De officier van justitie heeft reeds een bedrag ad € 608,63 aan de gemachtigde van betrokkene uitbetaald voor vier zaken tezamen, zodat het bedrag van € 152,16 in mindering dient te strekken op het toegekende bedrag van € 405,75. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 253,59 (€ 405,75 – € 152,16).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI: NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.
Proceskostenvergoeding fase kantonrechter:
Nu de kantonrechter onderhavige zaak als samenhangend beschouwd met de drie andere ter zitting behandelde zaken, waaronder het dossier met kenmerk 10076285 WM VERZ 22-1003, behoeft op het verzoek tot proceskostenvergoeding in de fase van de kantonrechter niet meer te worden beslist.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 2 juni 2022 in deze zaak gegrond en vernietigt die beslissing voor zover deze ziet op de proceskostenvergoeding met betrekking tot onderhavige zaak;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 253,59 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voornoemd bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: