ECLI:NL:RBNHO:2022:12570

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
C/15/331660/HA RK 23-145
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke zaken

Op 9 september 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter, mr. M.H. Affourtit-Kramer, afgewezen. Verzoeker had op 6 september 2022, met een aanvulling op 7 september 2022, verzocht om wraking van de voorzieningenrechter in verband met twee aanhangige bestuursrechtelijke zaken. Verzoeker stelde dat de voorzieningenrechter niet onpartijdig was en dat er sprake was van fraude en machtsmisbruik door de voorzieningenrechter en griffiemedewerkers. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden van het verzoek niet konden slagen, aangezien de voorzieningenrechter in een eerdere procedure slechts een uitspraak had gedaan die niet als grond voor wraking kon dienen. Bovendien had de voorzieningenrechter nog geen procesbeslissingen genomen die haar vooringenomenheid zouden kunnen aantonen. De wrakingskamer legde verzoeker een wrakingsverbod op, omdat hij te lichtvaardig gebruik maakte van het rechtsmiddel van wraking. Dit was gebaseerd op eerdere wrakingsverzoeken die ook ongegrond waren verklaard. De rechtbank besloot dat het proces in de hoofdzaken voortgezet kon worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/331660 HA RK 22-145
Beslissing van 9 september 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te Haarlem,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M.H. Affourtit-Kramer,
hierna te noemen: de voorzieningenrechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 6 september 2022, aangevuld op 7 september 2022, schriftelijk de wraking verzocht van de voorzieningenrechter in de bij deze rechtbank, team Bestuur Algemeen aanhangige zaken met zaaknummers HAA 22/4101 en HAA 22/4166 (de hoofdzaken).
1.2
De voorzieningenrechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
De wrakingskamer doet het verzoek op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank, buiten zitting af.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
De wrakingskamer maakt uit de brieven van verzoeker op dat hij stelt dat de voorzieningenrechter in de hoofdzaken niet onpartijdig en onafhankelijk is. Daarbij geeft verzoeker aan dat in zijn
‘zaken blijkt dat niet alleen de voorzieningenrechter zich schuldig maakt aan gekarakteriseerde fraude, of poging tot fraude maar ook de griffiers met illegale manoeuvres als valse kennisgevingen van uitspraak, vertraging van de correspondentie, frauduleuze aanval op het geheim van mijn correspondentie, postomleiding, vetragingsmanoeuvres, misbruik van onwetendheid en zwakte enz.’en
‘Dit alles is naar mijn mening echt heel verdacht, en kenmerkt een politieke fraude en machtsmisbruik in georganiseerde band, of poging’.Verzoeker heeft gewezen op een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter in één van verzoekers procedures. Er is volgens verzoeker sprake van fraude door de voorzieningenrechter en griffiemedewerkers in de huidige hoofdzaak en de eerdere procedure. Zijn argumenten en de onderbouwing daarvan zijn volgens verzoeker door de voorzieningenrechter niet serieus genomen en ook niet meegenomen in de uitspraak. De voorzieningenrechter is volgens verzoeker
‘helemaal niet onafhankelijk en ondergeschikt aan de politieke macht van de gemeente Haarlem, waar ook de rechtbank gevestigd is’. Verzoeker wil dat de voorzieningenrechter vervangen wordt door een andere rechter die volledig onafhankelijk is en zijn voorlopige voorzieningen zeer zorgvuldig behandelt. Daarnaast stelt verzoeker dat er geen eerlijk proces kan zijn als een en dezelfde rechter beide hoofdzaken behandelt, omdat de uitspraak in de ene zaak directe gevolgen heeft voor de andere zaak.

3.De beoordeling

3.1
De wrakingskamer overweegt als volgt. Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is wraking mogelijk ten aanzien van een rechter die een zaak behandelt. Dat betekent in het onderhavige geval dat hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht over een andere rechter en medewerkers van de griffie buiten beschouwing moet worden gelaten.
3.2
Voor zover de gronden van het wrakingsverzoek op de voorzieningenrechter zien is de wrakingskamer van oordeel dat deze niet kunnen slagen. Dat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan in een eerdere procedure van verzoeker waarbiji in zijn nadeel is beslist, levert geen grond op voor wraking. Omdat in de hoofdzaken enkel de naam van de voorzieningenrechter is genoemd in de uitnodigingsbrieven voor de zitting en de voorzieningenrechter (nog) geen enkele procesbeslissing heeft genomen, zijn er door haar geen handelingen verricht waaruit haar vooringenomenheid of (schijn van) partijdigheid zou kunnen blijken. Eisers stelling dat beide hoofdzaken niet door één rechter kunnen worden behandeld kan de wrakingskamer niet volgen en kan evenmin leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. Het wrakingsverzoek is dan ook kennelijk ongegrond.
3.3
De wrakingskamer ziet aanleiding om verzoeker een wrakingsverbod op te leggen op grond van artikel 8:18, vierde lid, Awb, omdat gebleken is dat verzoeker te lichtvaardig, namelijk op oneigenlijke gronden gebruik maakt van het rechtsmiddel van wraking. Dit volgt zowel uit de inhoud van het onderhavige wrakingsverzoek als uit het op 4 augustus 2022 ingediende wrakingsverzoek tegen een andere rechter, waarop de wrakingskamer op
6 september 2022 (afwijzend) heeft beslist. Dat verzoek heeft verzoeker ingediend tijdens de behandeling van zijn verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar, die betrekking had op dezelfde aanvraag als die in hoofdzaak HAA 22/4166 aan de orde is. Dit brengt mee dat de voorzieningenrechter in de hoofdzaken een volgend verzoek om wraking buiten behandeling kan laten.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaken niet in behandeling wordt genomen,
4.3
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaken een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.4
beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.M. Kos, voorzitter, mr. J.L. Roubos en
mr. C.A.M. van der Heijden, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2022.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.