ECLI:NL:RBNHO:2022:12566

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
9805443
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van ticketprijzen door passagiers na annulering van vluchten door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, die via D-Reizen een vlucht hadden geboekt, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Delta Air Lines Inc. De passagiers vorderen restitutie van de betaalde ticketprijzen na annulering van hun vluchten. De vervoerder heeft aangevoerd dat de reserveringen door D-Reizen zijn opgezegd, waardoor de passagiers geen bevestigde boeking meer hadden op het moment van annulering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de toepasselijkheid van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 beoordeeld. De rechter concludeert dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvluchten, omdat de vervoerder geen communautaire luchtvaartmaatschappij is. Daarnaast is vastgesteld dat de passagiers geen bevestigde boeking meer hadden op het moment van annulering, waardoor de vordering van de passagiers wordt afgewezen. De proceskosten worden op de passagiers verhaald, aangezien zij ongelijk krijgen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9805443 \ CV EXPL 22-2174
Uitspraakdatum: 28 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],beiden wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delta Air Lines Inc.
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 maart 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 29 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben de passagiers bij brief van 18 november 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
De passagier sub 1 heeft via D-Reizen een vlucht geboekt op grond waarvan de vervoerder hem diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Washington Airport (Verenigde Staten) op 20 november 2020 en weer terug naar Amsterdam op 28 november 2020.
2.2.
De passagiers sub 2 en 3 hebben via D-Reizen een vlucht geboekt op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Minneapolis Airport (Verenigde Staten) naar Miami Airport (Verenigde Staten) op 27 april 2020 en weer terug naar Amsterdam op 11 mei 2020.
2.3.
De passagiers hebben restitutie van de betaalde ticketprijzen gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd om tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.267,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 451,74 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vluchtdatum althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers stellen dat de vervoerder tekort is geschoten in zijn verplichting om de passagiers binnen 7 dagen na annulering van de vlucht(en) de ticketprijs van de ongebruikte vliegtickets te restitueren conform artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder gehouden is hen de betaalde ticketprijzen te restitueren tot een bedrag van € 790,22 (de passagier sub 1) c.q. € 2.477,21 (de passagiers sub 2 en 3).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van de terugvlucht(en) slaagt het verweer van de vervoerder dat de Verordening niet van toepassing is. Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals in deze zaak Washington Airport c.q. Miami Airport naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam Schiphol Airport. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in de Verenigde Staten en dus niet in een lidstaat. De Verordening is derhalve niet van toepassing op de terugvlucht(en).
4.3.
Ten aanzien van de heenvlucht(en) wordt als volgt overwogen. Artikel 3 lid 2 van de Verordening bepaalt dat voor toepassing van de Verordening vereist is dat de passagiers over een bevestigde boeking beschikken. De vervoerder heeft aangevoerd dat D-Reizen de reservering(en) van de passagiers heeft geannuleerd (mogelijkerwijs in verband met de sluiting van de Amerikaanse grens voor niet-ingezetenen). Dit heeft volgens de vervoerder te gelden als een ontbinding van de vervoersovereenkomst. Weliswaar zijn de vluchten op een later tijdstip alsnog door de vervoerder geannuleerd, maar op dat moment hadden de passagiers geen bevestigde boeking (meer) voor de vluchten. Er is volgens de vervoerder dan ook geen sprake van een annulering in de zin van de Verordening. Het voorgaande is door de passagiers niet, althans onvoldoende, weersproken zodat de vordering voor afwijzing gereed ligt.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 545,00 (€ 218 x 2.5) aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter