ECLI:NL:RBNHO:2022:1255

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
15.139966.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in illegale wapens en belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de handel in illegale wapens. De verdachte heeft vuurwapens ingevoerd vanuit Tsjechië en deze online verhandeld. Daarnaast heeft hij gedurende een langere periode gas/alarmpistolen omgebouwd, waardoor hij in vereniging een gewoonte heeft gemaakt van het ombouwen van vuurwapens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden. De zaak kwam aan het licht door een pseudokoop, waarbij de verdachte op 3 juni 2021 een aantal omgebouwde wapens verkocht aan een undercoveragent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 februari 2021 tot en met 2 juni 2021 in Nederland wapens en onderdelen van wapens van categorie III heeft verhandeld. Tevens is de verdachte op 20 juni 2020 schuldig bevonden aan het beledigen van een ambtenaar in functie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf van vijf jaar afgewezen en in plaats daarvan een lagere straf opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de belediging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-139966-21 (P) en 15-136976-21
Uitspraakdatum: 15 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 januari 2022 en 2 februari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum- en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting van 13 september 2021 gevoegd. De zaken zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Hollander en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
feit 1hij op een of meer tijdstippen in de periode van 24 februari 2021 tot en met 2 juni 2021 in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) 38, in elk geval een of meer wapen(s) en/of onderdelen van wapens van categorie III, onder 1 en/of munitie van categorie III, te weten, onder andere
- gas/alarmvuurwapens van het merk Zoraki model 917-TD en/of van het merk Zoraki model 2918-TD en/of van het merk Ekol model Sava Magnum en/of van het merk Ekol model Alp Satin, en/of van het merk Umarex model Walther P22 welke wapen(s) al dan niet zijn
omgebouwd en geschikt gemaakt om projectielen te kunnen verschieten zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een of meer patroonmagazijnen, .32 mm en/of
- een of meer projectielpatronen, .32 mm
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
feit 2hij op of omstreeks 3 juni 2021 in de gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer omgebouwde wapen(s) en/of onderdelen van wapens van categorie III onder 1 en/of munitie van categorie III
te weten
- in een tas 3 althans een of meer gas/alarmvuurwapen(s) merk Zoraki model 917-TD en/of 2
, althans een of meer gas/alarmvuurwapen(s) merk Zoraki model 2918-TD en/of 5, althans een of meer patroonmagazijn(en) type .32 mm
en/of
- in het handschoenenkastje van een auto 1 gas/alarmvuurwapen merk Zoraki model 917-TD
en/of een patroonmagazijn type .32 mm
en/of
- in een woning aan de [adres 2], althans een of meer, gas/alarmvuurwapen(s) merk Ekol model Sava Magnum 9mm PA Blanc en/of 1 gas/alarmvuurwapen merk Ekol model Volga, en/of drie, althans een of meer, patroonmagazijn(en) type 9 mm zijnde allen (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of 35, althans een of meer, centraalvuur volmantelpatronen (.32 auto CBC), en/of een hoeveelheid gemanipuleerde 9 mm patronen allen zijnde munitie van categorie III voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
feit 3hij op een of meer tijdstippen in de periode van 24 februari 2021 tot en met 3 juni 2021 in de gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) zonder consent wapens van categorie III, te weten:
een of meer gas/alarmvuurwapens van het merk Zoraki model 917-TD en/of van het merk Zoraki model 2918-TD en/of van het merk Umarex model Walther P22 en/of van het merk Ekol model Sava Magnum en/of van het merk Ekol model Alp Satin, en/of (bijbehorende) patroonmagazijnen (middels een bestelling via de website
[website]) Nederland heeft doen binnenkomen vanuit Tsjechië
feit 4hij op een of meer tijdstippen in de periode van 24 februari 2021 tot en met 3 juni 2021 in de gemeente Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het in strijd met de wet en zonder erkenning transformeren van wapens en/of munitie van categorie III te weten door gas/alarmpistolen geschikt te maken om hiermee projectielen te kunnen verschieten en/of door munitie en/of patroonmagazijnen te manipuleren;
15-136976-21
feit 5hij op of omstreeks 20 juni 2020 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankergek", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle aan de verdachte tenlastgelegde feiten, met uitzondering van feit 5. Ten aanzien dit feit heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraken t.a.v. feit 2 en feit 3
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte de wapens, die zijn aangetroffen in de woning van medeverdachte [naam 1], voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen. Zoals in de nadere bewijsoverwegingen zal worden overwogen, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte nauw heeft samengewerkt met [naam 1] bij de invoer, ombouw en verkoop van vuurwapens. Evenwel kan niet steeds worden vastgesteld op welke concreet aan te duiden wapens die strafbare betrokkenheid van de verdachte bij die gedragingen betrekking heeft gehad. Dat leidt tot de slotsom dat het bezit van de wapens in de woning van [naam 1], noch bij geïsoleerde beschouwing, noch bij een beoordeling in het bredere verband van de bewijsmiddelen, met de verdachte rechtstreeks in verband kan worden gebracht. De verklaring van [naam 1] bij de politie biedt daarvoor evenmin een aanknopingspunt. Dit betekent dat de verdachte in zoverre van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht voorts niet bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de invoer van gas/alarmvuurwapens gedurende een groot deel van de periode als onder feit 3 ten laste gelegd. De bewijsmiddelen houden in dat de verdachte [naam 1] enkele malen deze wapens bij een leverancier in Tsjechië besteld en geleverd gekregen. Zoals hierna zal worden uiteengezet acht de rechtbank dit wel mede redengevend voor het bewijs dat de verdachte de overige bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd. Maar voor een aanzienlijk deel van de onder 3 ten laste gelegde periode is geen bewijs gepresenteerd dat de verdachte de delictsomschrijving heeft vervuld. Evenmin blijkt van een zodanige betrokkenheid dat kan worden gesteld dat er sprake is geweest van medeplegen met [naam 1]. Het berichtenverkeer tussen de verdachte en [naam 1] heeft vooral betrekking op de ombouw en verkoop. Dit laat zich niet zonder meer extrapoleren naar de vaststelling dat ook bij de invoer intensief is samengewerkt. Dit brengt de rechtbank tot de slotsom dat de verdachte wat feit 3 betreft wordt vrijgesproken van invoer in de periode 14 februari 2021 tot 20 mei 2021. Voor de resterende periode acht de rechtbank wel bewijs aanwezig.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 t/m 5 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4
De bewijsmiddelen houden onder meer in dat de verdachte op 3 juni 2021 een vijftal omgebouwde gas/alarmvuurwapens heeft verkocht aan een persoon die later een pseudokoper van de politie bleek te zijn. De verdachte heeft dit feit bekend. De verdachte heeft aan de pseudokoper enkele mededelingen gedaan die kort gezegd inhouden dat hij vaker wapens ombouwt en dat hij deze, indien gewenst, kan leveren. De verdachte was op genoemde datum in gezelschap van medeverdachte [naam 1] die als bijrijder in de auto zat waarmee de beide verdachten naar de plaats zijn gereden waar de overdracht van de wapens plaatsvond. In deze auto bevond zich in het dashboardkastje een wapen van hetzelfde merk en type als enkele verkochte exemplaren. DNA-sporen op de bijbehorende patroonhouder blijken met een aanzienlijke waarschijnlijkheidsgraad te matchen met het DNA van beide verdachten.
Voorts houden de bewijsmiddelen in dat [naam 1] gedurende de maand mei verschillende malen partijen gas/alarmvuurwapens heeft besteld en geleverd heeft gekregen. Blijkens de inhoud van de voor het bewijs gebruikte Whatsapp-berichten, gewisseld tussen de verdachte en [naam 1], heeft de verdachte bij één van die leveringen een zodanig intensieve betrokkenheid gehad dat hierbij sprake is geweest van medeplegen.
Tot het bewijs worden verder gebezigd processen-verbaal die een overzicht bieden van communicatie tussen de verdachte en [naam 1] gedurende de periode 24 februari 2021 tot en met 3 juni 2021. Deze communicatie, bestaand uit berichtenverkeer met de applicatie Whatsapp, kan, tegen de achtergrond van de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen, niet anders worden begrepen dan als betrekking hebbend op de ombouw van vuurwapens. Deze wapens zijn, gezien de daarop gegeven toelichting van de gecertificeerd politieambtenaar, van dezelfde aard als de door [naam 1] ingevoerde wapens. De gedeelde berichten houden voorts in dat de omgebouwde wapens zijn verkocht. Wat betreft de precieze aantallen kunnen geen vaststellingen worden gedaan. De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de berichten, waarbij onder meer afspraken worden gemaakt over te verrichten werkzaamheden, aanschaf van gereedschappen en de levering van wapens, vast dat deze ombouw en verkoop van gas/alarmvuurwapens plaatsvindt in de vorm van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam 1]. Uit de duur van de betreffende periode (24 februari 2021 tot en met 3 juni 2021) en de inhoud en frequentie van genoemde whatsappberichten kan worden afgeleid dat de gedragingen en handelingen van de verdachte een zodanige intensiteit hadden dat hij in die periode in vereniging een gewoonte heeft gemaakt van de ombouw van vuurwapens en munitie van categorie III. Het daarop betrekking hebbende verweer van de verdediging wordt door de rechtbank verworpen.
Het voorgaande mondt uit in de elders in dit vonnis opgenomen bewezenverklaring. De bewijsmiddelen worden niet alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in strikte zin betrekking hebben maar telkens ook, zoals hiervoor verantwoord, in onderling verband en samenhang, voor de overige feiten, zoals bewezen verklaard.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 t/m 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1hij in de periode van 24 februari 2021 tot en met 2 juni 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging wapens en/of onderdelen van wapens van categorie III, onder 1 en munitie van categorie III, te weten, onder andere
- gas/alarmvuurwapens welke wapens al dan niet zijn omgebouwd en geschikt gemaakt om projectielen te kunnen verschieten zijnde vuurwapens in de vorm van een revolver en een pistool en
- een of meer patroonmagazijnen, en
- een of meer projectielpatronen,
voorhanden heeft gehad enheeft overgedragen.
feit 2hij op 3 juni 2021 in de gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander omgebouwde wapens en onderdelen van wapens van categorie III onder 1 enmunitie van categorie III te weten
- 3 gas/alarmvuurwapens merk Zoraki model 917-TD en 2 gas/alarmvuurwapens merk Zoraki model 2918-TD en 5 patroonmagazijnen
en
- in het handschoenenkastje van een auto 1 gas/alarmvuurwapen merk Zoraki model 917-TD
en een patroonmagazijn voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen
feit 3hij in de periode van 20 mei 2021 tot en met 3 juni 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander zonder consent wapens van categorie III, te weten:
een of meer gas/alarmvuurwapens middels een bestelling via de website [website] Nederland heeft doen binnenkomen vanuit Tsjechië
feit 4hij in de periode van 24 februari 2021 tot en met 3 juni 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een gewoonte heeft gemaakt van het in strijd met de wet en zonder erkenning transformeren van wapens en munitie van categorie III te weten door gas/alarmpistolen geschikt te maken om hiermee projectielen te kunnen verschieten en door munitie en patroonmagazijnen te manipuleren
feit 5hij op 20 juni 2020 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankergek".
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, feit 2:
medeplegen van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking toe een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en van het in strijd met de wet transformeren van wapens en munitie een gewoonte heeft gemaakt
ten aanzien van feit 5:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie de gevangenneming ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de straftoemeting heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte geen documentatie heeft en dat hij ten aanzien van de vijf wapens die zijn verkocht bij de psuedokoop op 3 juni 2021 verantwoordelijkheid heeft genomen. Ten aanzien van de vordering tot gevangenneming heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze dient te worden afgewezen omdat er geen ernstige bezwaren voor deze feiten bestaan.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de handel in illegale wapens. De verdachte heeft vuurwapens ingevoerd vanuit Tsjechie en deze (online) verhandeld. Daarnaast heeft hij samen met een ander gedurende een langere periode ook een zodanige hoeveelheid gas/alarmpistolen - die aanvankelijk niet geschikt waren voor het verschieten van scherpe munitie,- omgebouwd, dat sprake is geweest van het in vereniging een gewoonte maken van de ombouw van vuurwapens, die vervolgens (online) werden verhandeld. Slechts door het ingrijpen van de politie in het kader van een pseudokoop is hier een einde aan gekomen. In het voertuig waarmee de verdachte en de medeverdachte naar de plaats van de wapenoverdracht waren gereden, werd bij aanhouding van de verdachten in het dashboardkastje bovendien een vuurwapen en munitie aangetroffen. De verdachte heeft hiermee een zeer aanzienlijke bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd verspreiden van (omgebouwde) vuurwapens en munitie en daarmee bijgedragen aan de risico’s en de grote gevaren die kleven aan het toenemende illegaal wapenbezit en de onveiligheid binnen de samenleving die hiermee gepaard gaan.
Vuurwapens worden gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te begaan, zoals bedreigingen, roofovervallen en levensdelicten, waaronder liquidaties. De impact van dergelijke delicten op slachtoffers, nabestaanden, professionals (waaronder politieagenten) en de rest van de Nederlandse samenleving is groot. Doordat de beschikbaarheid van vuurwapens – offline en online ‒ groter is geworden, is de drempel voor het daarmee te plegen dodelijke geweld aanmerkelijk verlaagd. Mede als gevolg daarvan is sprake van een verharding van het criminele milieu, met alle gevolgen van dien voor de samenleving. Bestrijding van de handel in vuurwapens is ook gezien deze faciliterende rol van die wapens bij georganiseerde en zware (drugs)criminaliteit essentieel.
De illegale (tussen)handel in vuurwapens, waarin Nederland een groeiende rol speelt, dient dan ook met kracht te worden bestreden, onder andere door langdurige gevangenisstraffen waarvan een afschrikkende werking uitgaat op potentiële (jonge) daders.
De verdachte heeft zich bij zijn handelen op geen enkele wijze bekommerd om de schadelijke gevolgen van vuurwapens voor de samenleving en alleen zijn eigen gewin voor ogen gehad. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Zijn proceshouding bood bovendien geen enkel aanknopingspunt om daarover enig gesprek te hebben, noch blijkt daaruit ook maar iets van besef bij de verdachte dat hij op deze wijze een ronduit negatieve bijdrage levert aan de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een toezichthouder die zijn werk deed en alle reden had om op te treden gezien het rijgedrag van de verdachte. De verdachte is enorm tekeer gegaan en heeft blijk gegeven van een zeer kort lontje. Dit getuigt van een brutaliteit van formaat.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, van 16 november 2021 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van soortgelijke delicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 10 augustus 2021 van [naam 2] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Hieruit blijkt dat de verdachte een stabiele leefsituatie heeft. Hij heeft huisvesting, is fulltime werkzaam als zzp’er, heeft geen schulden en een stabiele relatie. Verder blijkt hieruit echter eveneens dat de verdachte geen motivatie toont voor gedragsverandering.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet aanleiding om, in het voordeel van de verdachte, enigszins af te wijken van de eis van de officier van justitie, nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt van enkele onderdelen van de tenlastegging.
De rechtbank heeft bij haar oordeel verder betrokken dat de feiten 1, 3 en 4 in een onderlinge verhouding staan van eendaadse samenloop, telkens voor die onderdelen waarop ze betrekking hebben.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Wat betreft de vordering tot gevangenneming overweegt de rechtbank dat er, gezien de door de rechtbank vastgestelde bewezenverklaring, ernstige bezwaren voor de daarin opgenomen feiten bestaan. Voorts acht de rechtbank recidivegevaar aanwezig in die zin dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
De vordering zal daraom worden toegwezen.

7.De in beslag genomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1 genummerde voorwerp (de telefoon) zal worden verbeurd verklaard en het onder 2 genmmerde voorwerp (het wapen) zal worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten het telefoontoestel, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 t/m 4 bewezen verklaarde feiten met behulp van dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, zijnbegaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten het wapen, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaanen tevens is het ongecontroleerde bezit van voormeld in beslag genomen voorwerp in strijd met de wet.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering gematigd dient te worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade waarop de vordering van de benadeelde betrekking heeft tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 5 bewezen verklaarde delict. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank billijk voor tot een bedrag van € 250,-. De rechtbank heeft hier bijgelet op de onderbouwing van de vordering, de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 250,- , vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het onder feit 5 bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: belediging van een ambtenaar in functie] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 55, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
artikelen 9, 14, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 t/m 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 t/m 5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vier jaren en zes maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: een telefoontoestel (G1266696, Xiamomi).
Onttrekt aan het verkeer: een wapen (G1266640, zwart).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 250,-, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte ten aanzien van de feiten onder 1, 3 en 4 van de tenlastelegging.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. N. Cuvelier en mr. M.C.J. Lommen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.M. van Fraeijenhove,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2022.
mr. N. Cuvelier en mr. M.C.J. Lommen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.