ECLI:NL:RBNHO:2022:12538

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 - 4690 en 22 _ 4691
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een urgentieverklaring voor woonruimte na afwijzing van een aanvraag door de gemeente Bergen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan over de weigering van een urgentieverklaring voor woonruimte aan eiseres, die na een echtscheiding dakloos is geworden. Eiseres had op 9 februari 2022 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, maar deze aanvraag werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 12 oktober 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar verweerder niet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij zelfredzaam was en dat zij niet actief had gezocht naar alternatieve woonruimte. Eiseres had eerder een tijdelijk huurcontract dat niet werd verlengd, en zij verbleef sindsdien op verschillende plekken zonder vaste woonplaats. De medisch adviseur had in zijn rapportage geconcludeerd dat er geen medische indicatie was voor urgentie, en de regionale urgentiecommissie had de aanvraag ook afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente in redelijkheid had kunnen besluiten om geen urgentie te verlenen, omdat eiseres niet voldeed aan de criteria van de Huisvestingsverordening Bergen 2019. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/4690 en 22/4691
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 oktober 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.J.T.M. Hehenkamp),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring met het besluit van 31 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 september 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiseres en de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Wat vooraf ging

1. Eiseres heeft ten gevolge van een echtscheiding haar woning moeten verlaten. Op 30 september 2020 heeft eiseres een aanvraag om urgentie bij verweerder ingediend. Die aanvraag is afgewezen en gehandhaafd na bezwaar. Daartegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
Eiseres is per 1 december 2020 een tijdelijk huurcontract aangegaan voor de duur van een jaar, met een optie van verlenging voor nog een jaar. De verhuurder heeft het huurcontract na een jaar niet verlengd, omdat de gemeente een handhavingstraject was gestart. Er was namelijk sprake van een bedrijfswoning, waarin eiseres niet mocht wonen. Eiseres heeft de woning daarom per 1 december 2021 moeten verlaten. Eiseres heeft voor de periode van 1 december 2021 tot 1 april 2022 gebruik kunnen maken van een recreatiewoning. Sindsdien heeft eiseres geen vaste verblijfplaats meer. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij overal slaapt, bij haar ouders, bij een vriendin, het is elke dag anders.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres heeft op 9 februari 2022 bij verweerder een aanvraag gedaan om urgentie. Naar aanleiding van de aanvraag heeft verweerder MediVak verzocht medisch advies uit te brengen. Op 25 maart 2022 heeft de arts van MediVak ( [arts] ) dossieronderzoek verricht en een huisbezoek afgelegd. Informatie van de huisarts en psycholoog was beschikbaar. De medisch adviseur heeft daarnaast informatie opgevraagd bij de huisarts, die op 8 april 2022 werd ontvangen. De medisch adviseur concludeert in zijn rapportage van 12 april 2022 op basis van zijn onderzoek dat sprake is van een traumatische voorgeschiedenis waarvoor eiseres hulp heeft gezocht en dat de angstklachten in remissie zijn. De spanning en onrust blijft bestaan door het niet hebben van zicht op een andere woonruimte. Gebruikmaken van een opvangsituatie wordt in alle redelijkheid niet adequaat mogelijk geacht. Kamerbewoning acht de medisch adviseur vanuit medische optiek wel mogelijk. Er is geen sprake van medische pathologie die gerelateerd kan worden aan de woonsituatie.
2.2
Op 11 mei 2022 is een ambtelijk pre-advies uitgebracht naar aanleiding van de aanvraag van eiseres. Eiseres wordt volgens dit advies zelfredzaam geacht, omdat – kort gezegd – zij niet heeft aangetoond dat ze al zes maanden actief op zoek is naar een woning. Eiseres zou breder kunnen zoeken en verder is kamerbewoning voorliggend. Eiseres voldoet daarnaast niet aan de criteria die gelden voor het aannemen van een sociale noodzaak. Er is geen relatie aangetoond tussen de psychische klachten en de woonsituatie. Eiseres voldoet ook niet aan de criteria die gelden voor het aannemen van een medische noodzaak. Zij heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de huidige woonsituatie ernstige schade aan de gezondheid veroorzaakt.
2.3
Op 18 mei 2022 adviseert de regionale urgentiecommissie (Ruc) in lijn met het ambtelijk pre-advies de aanvraag af te wijzen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een medische/sociale indicatie. Ook zijn er geen omstandigheden bekend die tot onbillijkheid van overwegende aard leiden, om de hardheidsclausule toe te passen.
2.4
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de Commissie van advies voor de bezwaarschriften advies uitgebracht.
Met betrekking tot het criterium ‘zelfredzaamheid’ (artikel 11a, eerste lid, onder b, van de Huisvestingsverordening Bergen 2019, de Verordening) overweegt de commissie dat kamerbewoning vanuit medische optiek mogelijk is. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij daar ook naar heeft gezocht. Met betrekking tot de medische situatie overweegt de commissie dat verweerder heeft kunnen afgaan op het medisch advies, omdat dit op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, inzichtelijk is en de bevindingen de conclusies kunnen dragen. Er mocht verder vanuit worden gegaan dat de medisch adviseur de verslechterde medische situatie van eiseres heeft meegewogen.
Urgentie wordt volgens de Beleidsregels urgenties Bergen 2019 (de Beleidsregels) niet verleend bij het eindigen van een tijdelijk huurcontract. Eiseres had een huurcontract voor één jaar met de optie van verlenging van nogmaals één jaar. Dat de reden van niet verlengen van het contract is gelegen in het handhavingstraject is in de onderhavige bezwaarprocedure niet aan de orde.
Ten aanzien van het beroep op de hardheidsclausule overweegt de commissie dat de situatie van eiseres niet zodanig is dat voorrang op andere vergelijkbare gevallen gerechtvaardigd is.
2.5
Met het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag in stand gehouden, onder aanvulling van de motivering. Eiseres wordt volgens verweerder geacht zelfredzaam te zijn. Ten tijde van de afhandeling van de eerste aanvraag had zij woonruimte gevonden en ten tijde van de aanvraag van 9 februari 2022 had zij eveneens zelf woonruimte gevonden. Sinds 1 april 2022 verblijft eiseres volgens eigen zeggen waar even ruimte is. Uit het onderzoek van de medisch adviseur volgt volgens verweerder verder dat er geen medisch/sociale indicatie is voor het verlenen van urgentie. Voor toepassing van de hardheidsclausule bestaat geen grond omdat er volgens verweerder geen sprake is van een acute noodsituatie op woongebied.

Standpunt eiseres

3.1
Eiseres voert met betrekking tot het criterium van ‘zelfredzaamheid’ aan dat verweerder haar lijkt te verwijten dat ze niet of onvoldoende heeft gezocht naar kamerbewoning en dat een redelijke uitleg van de beleidsregels haar daartoe wel verplicht. Eiseres begrijpt deze redenering niet, want de beleidsregels kennen de term kamer dan wel kamerbewoning niet. De huisvestingsverordening kent deze term evenmin, maar bezigt wel de term onzelfstandige woning. Nu verweerder specifiek verwijst naar een redelijke uitleg van het beleid zonder dat dit beleid een uitleg of verplichting bevat omtrent kamerbewoning kan eiseres niet worden verweten onvoldoende naar kamers te hebben gezocht. Overigens is eiseres het ook niet eens met de stelling dat zij te weinig heeft ondernomen om voor een woning of een kamer in aanmerking te komen. Zoals zij heeft aangegeven heeft zij ook via Facebook en met behulp van vrienden en vriendinnen intensief naar alternatieven gezocht.
3.2
Eiseres voert verder aan dat de onderbouwing van het niet aanwezig zijn van een medische indicatie onzorgvuldig althans onvoldoende is. Volgens eiseres is het onduidelijk hoe de medisch adviseur heeft geconcludeerd dat er geen reden was het medisch advies aan te passen. Verweerder gaat er verder vanuit dat de medisch adviseur de verslechterde situatie heeft meegewogen, maar dat is nog maar de vraag. Volgens eiseres is het gegeven dat de commissie geen waarde hecht aan het oordeel van de huisarts reden voor vernietiging van het bestreden besluit. De medisch adviseur heeft op 12 april 2022 geadviseerd. Er is geen nader advies gevraagd en eiseres bestrijdt dat verweerder zich ten tijde van het bestreden besluit voldoende op de hoogte heeft gesteld van de medische situatie van eiseres.
Eiseres stelt dat zij buiten haar schuld dakloos is geworden, de reden dat haar huurcontract niet werd verlengd, ligt in het handhavingstraject dat verweerder is gestart.
3.3
Eiseres voert verder aan dat er wel degelijk sprake is van een acute noodsituatie. Zij leidt een zwervend bestaan. Even belangrijk is dat de situatie omtrent het door de gemeente gestarte handhavingstraject er voor heeft gezorgd dat de verhuurder het contract niet wenste te verlengen. Dit is een individuele situatie waarbij de nadelige gevolgen niet zijn voorzien in de Beleidsregels noch in de Verordening zelf, terwijl deze gevolgen leiden tot kennelijke hardheid.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4.1
De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Sociaal/medische indicatie
4.2
Een van de voorwaarden die de Huisvestingsverordening Bergen 2019 stelt om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring op grond van een medische en/of sociale indicatie is dat de woningzoekende aantoonbaar niet in staat is binnen 6 maanden andere passende woonruimte te vinden. Dit wordt ook wel het zelfredzaamheidscriterium genoemd. Volgens verweerder is niet voldaan aan dit criterium, omdat eiseres tot april 2022 in staat is gebleken zelf woonruimte te vinden en daarbij onvoldoende actief / breed heeft gezocht naar vervangende woonruimte. Dat verweerder van een woningzoekende vraagt alle mogelijke manieren om huisvesting – waaronder ook kamerbewoning – te vinden, te benutten alvorens een beroep kan worden gedaan op urgentie, acht de voorzieningenrechter niet onredelijk. De omstandigheid dat dit niet met zoveel woorden in de Verordening of de Beleidsregels is opgenomen betekent niet dat verweerder niet deze uitleg aan het zelfredzaamheidscriterium kan geven.
4.3
Eiseres heeft betwist dat zij onvoldoende actief zou hebben gezocht naar alternatieve huisvesting. Hierbij verwijst eiseres naar stukken die zij kort voor de zitting van de voorzieningenrechter heeft ingebracht. Hieruit zou blijken dat zij niet alleen gereageerd heeft op woningen die via de SVNK werden aangeboden, maar daarnaast ook via Facebook oproepen heeft gedaan voor woonruimte.
De voorzieningenrechter overweegt dat het bestreden besluit ter toetsing voorligt. Voor ligt de vraag of verweerder ten tijde van het bestreden besluit (op 8 september 2022) kon oordelen dat eiseres zelfredzaam was. De ontwikkelingen van na die datum kunnen niet meegenomen worden bij de beoordeling. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat eiseres zelfredzaam moet worden geacht, omdat niet gebleken is dat eiseres alles in het werk heeft gesteld om andere woonruimte te verkrijgen. Hierbij is opgemerkt dat eiseres wel heeft gesteld dat zij via Facebook en met behulp van haar netwerk naar woningen heeft gezocht, maar dat dit niet blijkt uit de stukken. De voorzieningenrechter volgt verweerder hierin. Ten tijde van het bestreden besluit had eiseres haar stelling niet onderbouwd. De daags voor de zitting ingebrachte screenshots van haar Facebookoproepen kunnen niet meegenomen worden bij de beoordeling van het bestreden besluit. Daar komt nog bij dat uit deze aanvullende stukken ook niet worden opgemaakt kan worden dat eiseres actief op zoek is gegaan naar andere oplossingen dan een zelfstandige woning. Niet is gebleken dat zij bijvoorbeeld ook op zoek is gegaan naar kamers of antikraakwoningen. Zij heeft dus niet alles gedaan wat in haar macht lag om haar woonprobleem op te lossen. Daarbij heeft verweerder ook mee mogen laten wegen dat eiseres vanaf 1 december 2020 tot 1 april 2022 wel tot twee keer toe in staat is gebleken om vervangende woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres zelfredzaam is.
4.4
Om voor urgentie op grond van medische en/of sociale indicatie in aanmerking te komen moet aan meerdere criteria worden voldaan. Nu niet is voldaan aan één van de criteria, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet in aanmerking te komt voor een urgentieverklaring op grond van een medische en/of sociale indicatie. Een bespreking van de vraag of sprake is van een medische of sociale noodzaak en of in dat kader het onderzoek zorgvuldig is geweest kan daarom achterwege blijven.
Hardheidsclausule
4.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door eiseres geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken.
De urgentiestatus vormt een voorrangsuitzondering op de normale wijze van reageren op woningen in de regio, waarbinnen bovendien een tekort aan goedkope woningen is. De hardheidsclausule vormt hierop dan weer een uitzondering, omdat in afwijking van de urgentievoorwaarden bij wijze van uitzondering toch een urgentie kan worden verleend. Als urgentie wordt verleend gaat dit ten koste van anderen, die al lang op een wachtlijst staan. Juist gezien de hoge woningnood mag verweerder daarom strenge eisen stellen aan het verlenen van een urgentie op grond van de hardheidsclausule.
De omstandigheid dat het tijdelijke huurcontract van eiseres door de verhuurder niet is verlengd, omdat de gemeente Bergen een handhavingstraject was gestart, kan niet als een bijzondere hardheid worden aangemerkt, die tot het verlenen van een urgentie zou moeten leiden. Het is overigens wel heel begrijpelijk dat eiseres niet heeft kunnen voorzien dat een handhavingstraject zou worden gestart, omdat haar door de gemeente Bergen was meegedeeld dat er op de woning die zij huurde een woonbestemming lag. Dat was op zich ook wel juist, maar het betrof een bedrijfswoning. Daarvoor geldt dat bewoning is toegestaan voor personen met een economische binding met het bedrijfspand. Het gegeven dat het handhavingstraject niet te voorzien was leidt echter niet tot een ander oordeel.
De verklaring van de huisarts die eiseres in beroep heeft overgelegd en waarin de huisarts zijn zorgen uit over de medische situatie van eiseres is ook onvoldoende voor het oordeel dat verweerder in afwijking van de Verordening aan eiseres urgentie had moeten verlenen. Hoewel de situatie van eiseres nu onwenselijk is, en de onzekerheid, het zwervende bestaan haar spanning en stress geeft, is niet gebleken van een levensbedreigende situatie of een situatie die daarmee vergelijkbaar is.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder heeft kunnen weigeren eiseres een urgentieverklaring te verlenen. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Huisvestingsverordening Bergen 2019
Artikel 9. Voorrang bij urgentie
1. Voor de in artikel 2 aangewezen categorieën woonruimte wordt bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2. Onverminderd artikel 12, derde lid, van de wet behoort tot de woningzoekenden bedoeld in het eerste lid een vergunninghouder als bedoeld in artikel 28 van de wet en de woningzoekende die zijn woonruimte in de woningmarktregio heeft of zal moeten verlaten in verband met:
a. een medische en/of sociale indicatie;
b. stadsvernieuwing;
c. de renovatie van de woonruimte;
d. de onbewoonbaarheid van de huidige woonruimte, of
e. een calamiteit.
Artikel 11a. Criteria voor urgenties op grond van medische/sociale indicatie
1. Voor indeling in de urgentiecategorie op grond van medische/sociale indicatie, als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder a komt in aanmerking de woningzoekende waarop de volgende omstandigheden van toepassing zijn:
a. de woningzoekende moet de huidige woonruimte verlaten buiten eigen schuld;
b. de woningzoekende is aantoonbaar niet zelf in staat binnen 6 maanden andere passende woonruimte te vinden;
c. de huidige woonruimte is niet geschikt of niet geschikt te maken om het probleem binnen 6 maanden op te lossen terwijl dit wel noodzakelijk is, en
d. de woningzoekende staat minimaal 1 jaar ingeschreven in de BRP van één van de gemeenten in de woningmarktregio of de woningzoekende is maatschappelijk gebonden aan de woningmarktregio.
2. In aanvulling c.q. afwijking op het eerste lid gelden voor indeling in de urgentiecategorie op grond van medische indicatie tevens de volgende omstandigheden:
a. er moet sprake zijn van woonomstandigheden die de medische situatie onhoudbaar maken.
b. de inkomenscriteria als bedoeld in artikel 3 onder a zijn niet van toepassing.
3. In aanvulling op het eerste lid geldt voor indeling in de urgentiecategorie op grond van sociale indicatie tevens de voorwaarde dat er bij de woningzoekende sprake moet zijn van ernstige psychiatrische en/of psycho-sociale problematiek in relatie met de zelfstandige woonomstandigheden, waarbij aannemelijk moet worden gemaakt worden dat medicatie/therapie in de afgelopen 6 maanden niet tot verbetering/oplossing van de problematiek heeft geleid en een andere zelfstandige woonsituatie een oplossing biedt voor de ernstige psychiatrische en/of psychosociale problemen.
Artikel 16. Hardheidsclausule en pilots
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot onbillijkheid van overwegende aard leidt ten gunste van de woningzoekende af te wijken van deze verordening.
(…)
Beleidsregels urgenties Bergen 2019
Artikel 2. Criteria voor urgenties op medische/sociale indicatie
1. Voor aanvragen op grond van medische indicatie als bedoeld in artikel 11a, tweede lid, van de Huisvestingsverordening Bergen 2019 wordt de situatie als onhoudbaar beschouwd in de volgende gevallen:
a. als de bruikbaarheid of toegankelijkheid van de woning door ziekte of door een lichamelijke of verstandelijke beperking ernstig wordt belemmerd (ergonomische belemmeringen);
b. als de huidige woonsituatie ernstige schade veroorzaakt aan de gezondheid.
2. Voor aanvragen op grond van sociale indicatie als bedoeld in artikel 11a, derde lid, van de Huisvestingsverordening Bergen 2019 verlenen burgemeester en wethouders geen urgentie als de volgende omstandigheden zich voordoen:
a. problemen met de woning in de zin van:
1. ruimtegebrek, wonend in een te kleine woning;
2. een slecht onderhouden woning;
3. problemen met tuinonderhoud, het huishouden, en het onderhoud van de woning vanwege slechte gezondheid;
4. vrijwillige verkoop van de eigen woning;
5. huuropzegging door verhuurder;
6. onderhuur of een tijdelijk huurcontract.
b. problemen met de woonomgeving in de zin van:
1. conflict met buren;
2. lawaaioverlast van de directe omgeving;
3. achteruitgang van de buurt.
c. gezinsproblemen zoals:
1. inwonend met of zonder kinderen;
2. zwangerschap;
3. echtscheiding/relatieverbreking met of zonder kinderen;
4. slechte ouder-kind relatie;
5. wanneer men de partner (eventueel met kinderen) vanuit het buitenland wil laten overkomen.
d. overige problemen zoals:
1. geen eigen woning of dakloos;
2. werk in de regio aanvaard;
3. vanuit het buitenland teruggekeerd;
4. wanneer men reeds gedurende een lange periode op woonruimte wacht;
5. financiële problemen.
3. De in het tweede lid vermelde situaties zijn niet limitatief omschreven. Het niet genoemd staan van een situatie in bovenstaande lijst leidt niet tot automatische toekenning van een urgentie op grond van sociale indicatie.