ECLI:NL:RBNHO:2022:12486

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
9994862 \ WM VERZ 22-895
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor snelheidsovertreding binnen bebouwde kom met mobiele radar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens een snelheidsovertreding binnen de bebouwde kom. De overtreding werd vastgesteld met behulp van een mobiele radar, waarbij de verbalisant ter plaatse aanwezig was. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 1 november 2022 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie verdedigde de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter overwoog dat de snelheidsovertreding, die 8 km per uur boven de toegestane snelheid lag, correct was vastgesteld. De gemachtigde van de betrokkene betwistte de juistheid van de meting en stelde dat er geen bewijs was dat de bebording op het moment van de overtreding aanwezig was. De kantonrechter oordeelde echter dat de verbalisant ter plaatse was en dat er geen reden was om aan de juistheid van de meting te twijfelen. De kantonrechter verwees naar eerdere rechtspraak en concludeerde dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

De uitspraak benadrukt het belang van de aanwezigheid van de verbalisant bij de meting en de veronderstelling dat de bebording correct was aangegeven, tenzij het tegendeel overtuigend kan worden aangetoond. De betrokkene heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na de toezending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9994862 \ WM VERZ 22-895
CJIB-nummer : 242146380
Uitspraakdatum : 10 november 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema, Bezwaartegenverkeersboetes.nl te Dordrecht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 november 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Ter zitting stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanvullend dat het betoog van de gemachtigde met betrekking tot de mobiele meting niet op gaat. Gemachtigde heeft het woord ‘mobiele’ anders geïnterpreteerd. Er was in onderhavige zaak sprake van een statische meting langs de kant van de weg. Daarnaast stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat de verbalisant ter plaatse was, zodat er volgens vast rechtspraak vanuit mag worden gegaan dat de bebording is gecontroleerd.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 8 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gemachtigde van betrokkene voert aan dat er aan de beschikbare gegevens moet worden getwijfeld. Gemachtigde stelt dat er met een mobiele radarsnelheidsmeter is gemeten en dat uit de definitiebepalingen van de Concept regeling voorschriften meetmiddelen politie blijkt dat een mobiele radarsnelheidsmeting altijd plaatsvindt vanuit een bewegend punt. Nu de verschilsnelheid tussen het gemeten voertuig en het voertuig waarin de radarsnelheidsmeter zich bevindt op geen enkele wijze uit de stukken blijkt, kan de gedraging niet worden vastgesteld, aldus de gemachtigde.
De kantonrechter volgt betrokkene niet in dit betoog. Uit de stukken in het dossier en de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht blijkt dat de snelheidsovertreding is vastgesteld met behulp van een mobiele radar met daaraan gekoppelde fotoapparatuur, waarbij de verbalisant dus zelf ter plaatse aanwezig was. De daarmee geconstateerde snelheid bedroeg 61 kilometer per uur. Deze waarde is naar beneden gecorrigeerd, conform de landelijk vastgestelde correctiewaarde in verband met de maximaal toegelaten fouten in de meetapparatuur zoals bedoeld in de Regeling meetmiddelen politie.
Er is dus sprake geweest van een statische controle met behulp van een mobiele radar. Er is geen reden om aan de juistheid van de meting te twijfelen.
Gemachtigde stelt tevens, met verwijzing naar het arrest van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:1803, dat zich in het dossier geen stukken bevinden waaruit blijkt dat de bebording op het moment van de gedraging op de door betrokkene gereden route aanwezig was.
De kantonrechter overweegt dat er in dit geval niet is vereist dat uit (aanvullende) stukken blijkt dat de bebording aanwezig was. Uit de hiervoor genoemde verklaring van de verbalisant blijkt immers dat sprake is van een situatie waarin de verbalisant die de boete heeft opgelegd zelf ter plaatse was. In het algemeen mag in zo’n geval worden aangenomen dat die verbalisant heeft vastgesteld dat de relevante bebording aanwezig en duidelijk zichtbaar is. Dat uitgangspunt brengt mee dat ervan mag worden uitgegaan dat de maximum snelheid ten tijde van de controle deugdelijk was aangeduid. De kantonrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:1803.
De enkele betwisting door betrokkene dat er een bord (H1) was geplaatst, is onvoldoende reden om te twijfelen aan de aanwezigheid van dat bord. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, ondertekend door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: