In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een vermeende overtreding van de verkeersregels, specifiek het niet zoveel mogelijk rechts houden op een autosnelweg. Betrokkene had in de fase van het administratief beroep al specifieke feiten en omstandigheden aangevoerd die twijfels opriepen over de juistheid van de verklaring van de verbalisant. Tijdens de zitting op 1 november 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Betrokkene had verklaard dat hij bij de splitsing van de snelweg niet wist welke richting hij moest volgen door onduidelijkheid in zijn navigatie. Hij had enkele minuten op de linker rijbaan gereden, maar kon niet naar de rechter rijbaan vanwege een vrachtwagen. De verbalisant had verklaard dat er geen omstandigheden waren die het niet rechts houden noodzakelijk maakten, en dat de rechter rijstrook vrij was.
De kantonrechter concludeerde dat de verklaring van de verbalisant niet voldoende was om de boete te rechtvaardigen, vooral omdat betrokkene al eerder twijfels had geuit over de juistheid van de verklaring. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat de boete ten onrechte was opgelegd. Betrokkene krijgt het voordeel van de twijfel, en de officier van justitie moet het betaalde bedrag aan betrokkene terugbetalen.