ECLI:NL:RBNHO:2022:12452

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
9769976 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens handelen in strijd met geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en handhaafde de beslissing.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het negeren van een geslotenverklaring, aangeduid met Bord C2 van het RVV 1990. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de verklaring van de verbalisant in het zaakverzicht geen ambtsedige verklaring was, maar de kantonrechter oordeelde dat de vaststelling van de gedraging ook op basis van niet-ambtsedige verklaringen kan worden gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de betrokkene had gekozen om de geslotenverklaring te negeren.

De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene voldoende had moeten anticiperen op de verkeerssituatie en dat de boete niet gematigd hoefde te worden. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van proceskosten werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9769976 \ WM VERZ 22-302
CJIB-nummer : 240828353
Uitspraakdatum : 20 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Boete.nu (M.J.M. Bergers)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek op vergoeding van de proceskosten af te wijzen.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism geslotenverklaring (Bord C2 van het RVV 1990, eenrichtingverkeer).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Bewijskracht zaakoverzicht
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de verklaring van de verbalisant in het zaakverzicht geen ambtsedige verklaring is. Volgens vaste rechtspraak kan de vaststelling dat een gedraging is verricht ook op een niet-ambtsedige verklaring van een verbalisant worden gebaseerd. Dit verweer van gemachtigde treft dan ook geen doel.
In strijd met Beleidskader
In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd. Gelet daarop is niet voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden van Bijlage L van de Beleidsregels. Het niet zichtbaar zijn van het C-bord op de foto van de gedraging kan op een andere wijze worden ondervangen. Dit betekent dat wanneer anders dan op basis van een foto toch blijkt dat het verkeersbord aanwezig was, de gedraging kan worden vastgesteld. In dit geval zijn twee aanvullende processen-verbaal in het geding gebracht. Uit deze aanvullende processen-verbaal blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van dit aanvullend proces-verbaal heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedragingen het C-bord was geplaatst en is gepasseerd.
Met betrekking tot de gedraging
De kantonrechter stelt voorop dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht. In het kader daarvan is het aan de weggebruiker om diens rijgedrag, waaronder de snelheid, zodanig aan te passen dat verkeersborden niet alleen tijdig worden waargenomen, maar dat ook kennis kan worden genomen van de inhoud daarvan. Betrokkene had bij het naderen van de geslotenverklaring de keuze om ofwel achteruit te rijden en ter plekke te keren ofwel vooruit te rijden en daarna te keren en aldus de geslotenverklaring te negeren. Betrokkene heeft de keuze gemaakt om vooruit te rijden en de geslotenverklaring te negeren. De gevolgen van die keuze komen voor zijn rekening en risico. Het is aan de betrokkene om te anticiperen op een naderende verkeerssituatie. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: