ECLI:NL:RBNHO:2022:12437

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
10119606 WM VERZ 22-2032
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 november 2022 uitspraak gedaan op een beroep dat was ingesteld door de gemachtigde van de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie. De officier had een kostenvergoeding toegewezen, maar de gemachtigde betwistte deze beslissing. De gemachtigde voerde aan dat de proceskosten ten onrechte waren vastgesteld op basis van het tarief voor samenhangende zaken, omdat de tijd tussen de hoorzittingen niet voldeed aan de vereisten voor samenhang. De vertegenwoordiger van de officier van justitie bevestigde dat er recentelijk een arrest was uitgesproken door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd aangegeven dat er een maximum aantal dagen moet zijn tussen hoorzittingen om van samenhang te kunnen spreken. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie ten onrechte had geconcludeerd dat er sprake was van samenhang met andere zaken en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de samenhang en de kostenvergoeding. De kantonrechter deed ook uitspraak in drie andere vergelijkbare zaken, waarbij de kostenvergoeding werd vastgesteld op basis van de samenhang tussen de zaken. De totale proceskostenvergoeding voor de betrokkene werd vastgesteld op € 690,38, die aan de gemachtigde moest worden betaald. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10119606 \ WM VERZ 22-2032
CJIB-nummer : 235249482
Uitspraakdatum : 28 november 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : [gemachtigde]

Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft een beslissing genomen waarbij een kostenvergoeding is toegewezen. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zaak is behandeld op de zitting van 28 november 2022. Op de zitting zijn de officier van justitie en de gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Het beroepschrift van gemachtigde richt zich alleen tegen de toekenning van de proceskostenvergoeding. Gemachtigde heeft daarin aangevoerd dat de officier van justitie in haar beslissing de proceskosten ten onrechte heeft vastgesteld op basis van het tarief voor samenhangende zaken.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onlangs een richtinggevend arrest heeft uitgesproken waaruit het maximum aantal dagen blijkt dat tussen hoorzittingen bij de officier van justitie mag zitten om te kunnen spreken van samenhang tussen verschillende zaken. In deze zaak is niet aan dat maximum voldaan. Om die reden moet geconcludeerd worden dat er in deze zaak ten onrechte is geconcludeerd dat sprake is van samenhang met een aantal andere zaken, en daarom heeft zij de kantonrechter om gegrondverklaring van het beroep verzocht.
De kantonrechter is het hiermee eens en zal het beroep gegrond verklaren.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de beslissing van 29 maart 2021 van de officier van justitie vernietigen, voor zover daarbij ten aanzien van deze zaak is bepaald dat die als samenhangend met de overige in die beslissing genoemde zaken moet worden aangemerkt en voor zover daarbij is bepaald dat de kostenvergoeding van € 200,25 voor samenhangende zaken ook betrekking heeft op deze zaak.
De kantonrechter doet vandaag ook uitspraak in drie andere zaken die vergelijkbaar zijn met onderhavige zaak, waarin de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie eveneens gegrond verklaart. Dit betreft de zaken met de volgende kenmerken:
 zaaknummer 10119595 / WM VERZ 22-2031 met CJIB-nummer 236267412;
 zaaknummer 10119593 / WM VERZ 22-2030 met CJIB-nummer 242293168;
 zaaknummer 10119591 / WM VERZ 22-2029 met CJIB-nummer 241630696.
Bovengenoemde zaken en de zaak waar het hier om gaat, zullen voor wat betreft de toekenning van de vergoeding van de proceskosten voor de fase van de procedure bij de kantonrechter worden aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Bpb. Ingevolge artikel 3, eerste lid, Bpb worden samenhangende zaken met het oog op toekenning van een vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, beschouwd als één zaak. Gelet op het aantal samenhangende zaken (4 of meer zaken) zal voor het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ingevolge het genoemde onder punt C2 van de bijlage van het Bpb factor 1,5 worden toegepast.
Conform de bijlage bij het Bpb zal per punt voor de fase bij de officier van justitie een bedrag ad € 541,00 worden toegekend, en voor de fase bij de kantonrechter een bedrag ad € 759,00. Als wegingsfactor zal 0,5 (licht) worden toegepast.
Voor de fase van de procedure bij de officier van justitie zal de proceskostenvergoeding als volgt worden berekend:
(1,5 punt X € 541,00 =) € 811,50 X wegingsfactor 0,5 =
€ 405,75.
Voor de fase van de procedure bij de kantonrechter zal de proceskostenvergoeding als volgt worden berekend:
(2 punten X € 759,00 =) € 1.518,00 X wegingsfactor 0,5 = 759,00 X samenhang-factor 1,5 = € 1.138,50. Dit bedrag zal in verband met de vastgestelde samenhang worden gedeeld over vier zaken, waardoor per zaak voor de kantonfase
€ 284,63zal worden toegekend.
De proceskostenvergoeding in deze zaak komt aldus, als de bedragen voor beide fases bij elkaar worden opgeteld, in totaal uit op een proceskostenvergoeding van
€ 690,38.

De uitspraak

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 29 maart 2021 met betrekking tot de proceskostenvergoeding gegrond, voor zover daarbij ten aanzien van deze zaak is bepaald dat die als samenhangend met de overige in de beslissing van 29 maart 2021 genoemde zaken moet worden aangemerkt en voor zover daarbij is bepaald dat de kostenvergoeding van € 200,25 voor samenhangende zaken ook betrekking heeft op deze zaak, en vernietigt die beslissing in zoverre;
  • veroordeelt de officier van justitie tot betaling van de proceskosten ad € 690,38 aan gemachtigde, waarop in mindering strekt het reeds voor deze individuele zaak aan gemachtigde betaalde bedrag.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: