ECLI:NL:RBNHO:2022:12436

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
10119550 WM VERZ 22-2025
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens snelheidsovertreding en de kwalificatie van de verbalisant

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens een snelheidsovertreding van 19 km per uur te hard rijden binnen de bebouwde kom. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 28 november 2022 is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen, evenals de gemachtigde van betrokkene.

Betrokkene ontkent de gedraging en voert aan dat de verbalisant niet voldoende opgeleid is om het gebruikte meetapparaat, de Jenoptik Multaradar CT, te bedienen. De officier van justitie heeft ter zitting verklaard dat de verbalisant een algemene opleiding heeft gevolgd en dat de werking van de radarapparatuur en de Multaradar CT op dezelfde basis is. De kantonrechter oordeelt echter dat de verklaring van de vertegenwoordiger van de officier van justitie niet voldoende gewicht heeft, omdat deze mondeling is overgebracht en er geen schriftelijke verklaring is overgelegd.

De kantonrechter concludeert dat niet kan worden vastgesteld dat de verbalisant bevoegd was om de radarapparatuur te bedienen, waardoor de gedraging niet vaststaat. Dit leidt tot de conclusie dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep wordt gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de boete worden vernietigd. Tevens wordt de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, vastgesteld op € 1.164,75. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10119550 \ WM VERZ 22-2025
CJIB-nummer : 248498341
Uitspraakdatum : 12 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : [gemachtigde]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Namens betrokkene is daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 november 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens betrokkene is gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 19 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de boete is opgelegd, is verricht. Ook is namens betrokkene aangevoerd dat de verbalisant onvoldoende opgeleid is om het apparaat waarmee de gedraging is vastgesteld (Jenoptik Multaradar CT) te kunnen bedienen. Zo is verbalisant ingevolge een openbaar certificaat, afgegeven op 16 augustus 2017, gekwalificeerd om een “Radar” te bedienen, maar wil dit nog niet zeggen dat verbalisant ook het bij deze gedraging gebruikte meetmiddel kan bedienen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat zij naar aanleiding van deze zaak contact heeft gezocht met een persoon binnen het Openbaar Ministerie die veel kennis heeft van meetapparatuur. Hij heeft haar uitgelegd dat de opleiding die verbalisant heeft gevolgd een ‘algemene opleiding’ was, maar dat zowel de radar waar de opleiding voor is gegeven als de Multaradar CT die hier gebruikt is op dezelfde basis werken (het ‘doppler-effect’) en dat hij zich hierdoor niet kon voorstellen dat de bediening heel anders zou zijn. Ook haalt de vertegenwoordiger van de officier van justitie een arrest aan van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 maart 2022 (vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2022:2321) waarin geoordeeld is dat een bedienaar van een laserapparaat niet alleen bekwaam is in het gebruik van het type laserapparaat waarvoor hij is opgeleid, maar dat de verbalisant ook andere laserapparaten kan bedienen.
De kantonrechter is het met betrokkene eens dat het aangehaalde arrest handelt over een ‘laserapparaat’, en dat hier radarapparatuur gebruikt is, zodat dat arrest hier niet op gaat. Ook heeft betrokkene terecht aangevoerd dat de reactie van de persoon binnen het Openbaar Ministerie niet bruikbaar is als verklaring van een deskundige, omdat deze alleen mondeling ter zitting is overgebracht, en een schriftelijke, ondertekende verklaring van die persoon ontbreekt. Daardoor kan betrokkene daar niet adequaat op reageren. Bovendien legt deze verklaring niet voldoende gewicht in de schaal, omdat de betreffende persoon alleen heeft aangegeven dat hij zich ‘niet kon voorstellen dat het een andere werkwijze zou zijn’.
Gezien het hiervoor overwogene kan niet worden vastgesteld dat de betreffende ambtenaar bevoegd was om de radarapparatuur te bedienen, zodat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De kantonrechter ziet aanleiding om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift bij de officier van justitie en bij de kantonrechter ingediend, is door de officier van justitie gehoord en aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling van de zaak door de kantonrechter. Per proceshandeling wordt 1 punt toegekend, behalve voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie. Hiervoor wordt een 0,5 punt toegekend.
De waarde van een procespunt voor de fase in beroep bij de kantonrechter is € 759,00. De waardering per punt voor de proceshandelingen in de fase van het administratief beroep is € 541,00. Aangezien de aard van de procedure licht is zal een wegingsfactor van 0,5 worden toegepast. De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van
(1,5 X € 541,00 = € 811,50) + (2 X € 759,00 = € 1.518,00) = € 2.329,50 X 0,5 = € 1.164,75.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
‒ boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene teveel aan zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het betalen van de proceskostenvergoeding aan gemachtigde, ad € 1.164,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: