ECLI:NL:RBNHO:2022:12433

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
10131151 WM VERZ 22-2060
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving van verkeersvoorschriften met betrekking tot parkeren op laad- en losplaatsen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 12 december 2022, is een beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd voor het parkeren van een voertuig op een plaats die bestemd is voor onmiddellijk laden en lossen. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 28 november 2022 werd de zaak besproken, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie en een vertegenwoordiger van betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene voerde aan dat de omstandigheden in de drukke stationsbuurt van Haarlem het voor zijn medewerkers bijna onmogelijk maakten om niet in overtreding te zijn. De kantonrechter erkende de moeilijkheden, maar oordeelde dat dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging. Desondanks besloot de kantonrechter de boete te matigen tot € 50,00, rekening houdend met eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken.

De uitspraak van de kantonrechter was gedeeltelijk gegrond, wat betekende dat de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd. De kantonrechter benadrukte dat overleg met de gemeente wellicht tot een meer duurzame oplossing zou kunnen leiden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.M. Kruithof, bijgestaan door de griffier, en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10131151 \ WM VERZ 22-2060
CJIB-nummer : 246677885
Uitspraakdatum : 12 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Namens betrokkene is daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 november 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens betrokkene is [naam] verschenen.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren op een plaats bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en namens betrokkene zijn in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Zo is aangegeven dat bij het opleggen van de boete onvoldoende rekening is gehouden met de feitelijke omstandigheden; het bedrijf van betrokkene bevindt zich in de (drukke) stationsbuurt van Haarlem, en in de straat bevinden zich nog meer bedrijven, waaronder een boodschappen-brengservice. Het is daarom een voortdurend af en aan rijden van vrachtauto’s, en het is voor de medewerkers van betrokkene bijna onmogelijk om in de uitoefening van hun werk niet in overtreding te zijn. Zij kunnen namelijk hun voertuig niet altijd kwijt op parkeerplekken aan de overkant, omdat daar vaker (vracht)auto’s de hele dag geparkeerd staan. Het is bovendien zo dat een voertuig af en toe juist op de laad- en losplek vlak voor de deur van het pand gezet moet worden voor het laden en/of lossen hiervan. Het gebeurt onverhoopt dan wel eens dat de bestuurder van het voertuig door de uitvoering van zijn werkzaamheden langer dan 10 minuten weg is.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De gedraging is ook niet ontkend. Daarom is de boete terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat een boete voor een zelfde gedraging in een eerdere zaak, die ook behandeld is bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, (zaaknummer 5570197 WM 16-1226) destijds op nihil is gesteld. De kantonrechter heeft in die zaak het volgende overwogen:

Daarbij is van belang dat het proces-verbaal onvolledig is voor wat betreft de discussie over het verplaatsen van het voertuig.”.
Een dergelijke ‘discussie’ speelt hier echter niet. De kantonrechter ziet in onderhavige zaak ook verder geen reden om de boete op nihil te stellen. De kantonrechter zal evenwel de boete in deze zaak matigen tot de helft, zijnde € 50,00. Daarbij wijst zij erop dat dit er niet toe leidt dat toekomstige boetes op dezelfde wijze zullen worden beoordeeld. Overleg met de gemeente leidt wellicht wel tot een meer bestendige oplossing.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 50,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene teveel aan zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: