ECLI:NL:RBNHO:2022:12420

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
9770002 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens stilstaan op de vluchtstrook als noodgeval

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete gekregen voor het stilstaan op de vluchtstrook van een autosnelweg zonder dat er sprake zou zijn van een noodgeval. De betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 20 mei 2022 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie verdedigde de beslissing om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft de verklaringen van de verbalisant in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de betrokkene stil stond op een gevaarlijke locatie op de vluchtstrook. De betrokkene voerde aan dat er sprake was van een noodgeval, omdat hij zonder brandstof was komen te staan.

De kantonrechter oordeelde dat de situatie zoals beschreven door de betrokkene, en bevestigd door de verbalisant, inderdaad als een noodgeval kon worden aangemerkt. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene uit noodzaak op de vluchtstrook moest staan en dat er sprake was van een objectief waarneembare noodsituatie. Daarom werd het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd, en werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 785,25.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9770002 \ WM VERZ 22-305
CJIB-nummer : 239254165
Uitspraakdatum : 3 juni 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond/niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek op vergoeding van de proceskosten af te wijzen.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: stilstaan op de vluchtstrook of vluchthaven van en autosnelweg zonder dat sprake is van een noodgeval.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen .
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“(…) De storing is door mij niet waargenomen omdat het controleren van het voertuig op dat moment te gevaarlijk was. Het voertuig stond namelijk stil op een zeer gevaarlijke locatie op de vluchtstrook en in het complete duister. Het gevaar voor aanrijdingen is in dat geval zeer groot. Wee was het zo dat betrokkene zelf heel goed wist dat het lag aan de brandstoftekort, omdat er kort na mijn aankomst een ander voertuig ook op deze vluchtstrook achter het voertuig parkeerde met een jerrycan brandstof bij zich. (…) Deze persoon heeft de tank gevuld waarna de “storing” kennelijk direct weer was opgelost omdat het voertuig direct weer weg kon rijden. (…)”
Betrokkene betwist niet dat het voertuig van de betrokkene op de vluctstrook stond, maar stelt dat sprake was van een noodgeval.
De kantonrechter is van oordeel dat de situatie zoals de betrokkene die beschrijft en die ook zo uit de verklaring van de verbalisant blijkt, is aan te merken als een noodgeval. Van een objectief waarneembare noodsituatie waarbij de (verkeers)veiligheid in het geding is, was immers sprake. Op het moment dat de betrokkene zonder benzine kwam te staan en hij om die reden niet meer verder kon rijden bleef voor hem geen andere mogelijkheid over dan op de vluchtstrook te gaan staan. Dat de betrokkene een defect aan de brandstofmeter had - wat daar verder ook van zij - doet er niet aan af dat op dat moment sprake was van een objectief waarneembare noodsituatie. Derhalve is naar de overtuiging van de kantonrechter komen vast te staan dat de betrokkene uit noodzaak gebruik heeft gemaakt van de vluchtstrook. Het beroep wordt daarom gegrond verklaard.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 785,25. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 379,50 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI: NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 785,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: