ECLI:NL:RBNHO:2022:12417

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
9626904 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel in bestuursrechtelijke procedure met verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft Hellal YER Shoarma VOF verzet ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat was uitgevaardigd door de officier van justitie van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 20 mei 2022, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de betrokkene niet. De kantonrechter heeft overwogen dat het CJIB, op basis van de ingediende verzet, heeft besloten het dwangbevel niet te handhaven. De gemachtigde van de betrokkene heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen aansluiting gezocht bij de regeling van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de vraag of een betrokkene in het gelijk wordt gesteld alleen bevestigend kan worden beantwoord als het dwangbevel wordt vernietigd. In deze zaak is het dwangbevel vernietigd, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding is toegewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 189,75, te vergoeden door de officier van justitie. De uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9626904 \ WM VERZ 22-21
CJIB-nummer : 236226995
Uitspraakdatum : 20 mei 2022
Uitspraak op een verzetschrift als bedoeld in artikel 26 lid 3 of artikel 27 lid 6 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : Hellal YER Shoarma VOF
adres : Randweg 57
woonplaats : 1948 NS Beverwijk (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : mr. J.R. Ali

Het verloop van de procedure

Betrokkene heeft verzet ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie van het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden (hierna CJIB) uitgevaardigd dwangbevel door de officier van justitie. De officier van justitie heeft gereageerd op het verzetschrift.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

In de onderhavige zaak heeft het CJIB op grond van hetgeen is aangevoerd in verzet besloten om het dwangbevel niet te handhaven.
De gemachtigde heeft verzocht om oplegging van een proceskostenvergoeding. Zoals het Gerechtshof heeft overwogen in het arrest van 1 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3197, ziet de kantonrechter in de (reguliere) Wahv-procedure aanleiding om voor de beantwoording van de vraag of aanspraak kan bestaan op een proceskostenvergoeding thans aansluiting te zoeken bij de regeling van artikel 591a, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en de vraag of een betrokkene in het gelijk is gesteld alleen bevestigend te beantwoorden als de inleidende beschikking is vernietigd. Dat doet recht aan de uit de wetsgeschiedenis blijkende bedoeling van de wetgever om de aanwending van rechtsmiddelen in de Wahv-procedure met name gericht te laten zijn op de vraag of de sanctie terecht is opgelegd.
Ingevolge artikel 26, derde lid, van de Wahv kan tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel verzet worden gedaan, welk verzet niet gericht kan zijn tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie werd opgelegd.
Naar analogie van het arrest van het Gerechtshof van 1 mei 2019 overweegt de kantonrechter thans dat in een verzetprocedure de vraag of een betrokkene in het gelijk wordt gesteld alleen bevestigend wordt beantwoord indien het dwangbevel wordt vernietigd, zodat alleen in die situatie aanspraak kan bestaan op een proceskostenvergoeding.
In de onderhavige zaak wordt het dwangbevel vernietigd. Daarom wordt het verzoek om een proceskostenvergoeding toegewezen. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een verzetschrift. Aan het indienen van het verzetschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 759,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak zeer licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 189,75 (1 x € 759,00 x 0,25).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het verzet gegrond;
‒ bepaalt dat het door betrokkene betaalde griffierecht zal worden terugbetaald door het CJIB;
‒ bepaalt dat betrokkene, binnen 14 dagen na verzending van deze uitspraak, het IBAN nummer doorgeeft aan het CJIB waarop betaling van het griffierecht en de proceskosten kan plaatsvinden;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 189,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 189,75 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald op voormeld IBAN nummer door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: