In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het kappen van twee bomen op een perceel in Bloemendaal. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, had een vergunning aangevraagd voor de kap van een esdoorn en een beuk. De gemeente Bloemendaal, verweerder, verleende de vergunning voor de esdoorn maar weigerde deze voor de beuk, omdat deze boom natuur- en landschappelijke waarden vertegenwoordigt. Eiser stelde dat de beuk een gevaar vormde voor zijn gezin en dat de gemeente onvoldoende had gemotiveerd waarom de vergunning was geweigerd.
De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de vergunning te weigeren op basis van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en dat de belangen van het behoud van de beuk zwaarder wogen dan de belangen van eiser bij de kap. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de beuk een gevaar vormde en dat de vrees van eiser voor omwaaien en vallende takken onvoldoende was om de vergunning te verlenen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral als het gaat om bomen met natuur- en landschappelijke waarden. De rechtbank volgde de adviezen van deskundigen en oordeelde dat de gemeente terecht had besloten om de vergunning te weigeren, gezien de waarde van de beuk voor de omgeving.