ECLI:NL:RBNHO:2022:1241

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
HAA 22/40 en 21/6304
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor kap van bomen in het kader van belangenafweging en natuurwaarden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het kappen van twee bomen op een perceel in Bloemendaal. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, had een vergunning aangevraagd voor de kap van een esdoorn en een beuk. De gemeente Bloemendaal, verweerder, verleende de vergunning voor de esdoorn maar weigerde deze voor de beuk, omdat deze boom natuur- en landschappelijke waarden vertegenwoordigt. Eiser stelde dat de beuk een gevaar vormde voor zijn gezin en dat de gemeente onvoldoende had gemotiveerd waarom de vergunning was geweigerd.

De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de vergunning te weigeren op basis van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en dat de belangen van het behoud van de beuk zwaarder wogen dan de belangen van eiser bij de kap. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de beuk een gevaar vormde en dat de vrees van eiser voor omwaaien en vallende takken onvoldoende was om de vergunning te verlenen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral als het gaat om bomen met natuur- en landschappelijke waarden. De rechtbank volgde de adviezen van deskundigen en oordeelde dat de gemeente terecht had besloten om de vergunning te weigeren, gezien de waarde van de beuk voor de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/40 en 21/6304
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 februari 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] e.a., uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Akkas),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal, verweerder
(gemachtigde: B.A. Vasen en mr E.L. Plantinga).

Procesverloop

In het besluit van 7 februari 2022 (primair besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van de op het perceel [perceel] te [plaats] aanwezige boom 139 (een esdoorn) en geweigerd voor het kappen van de op hetzelfde perceel aanwezige boom 135 (een beuk) een omgevingsvergunning te verlenen.
In het besluit van 9 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens zijn namens eiser verschenen [naam 1] en [naam 2] , bomendeskundigen van Donker Groen van Donker Groep B.V.. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens is namens verweerder verschenen [naam 3] , bomendeskundige van de gemeente Bloemendaal.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Op 3 oktober 2019 is aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het adres [perceel] te [plaats] . In de aanloop naar verlening van de vergunning is aandacht besteed aan boom 135 en de waarden die deze boom vertegenwoordigt. Om het behoud van de boom te waarborgen zijn in het kader van verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen daarom maatregelen voorgeschreven met als doel boom 135 te behouden.
3. Op 15 april 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend voor de kap van de twee bomen als genoemd in het primaire besluit. Bij de aanvraag heeft eiser een “motivatie kapaanvraag” gevoegd, een rapport van 18 januari 2021 opgesteld door [naam 4] van Donker Groen, waarin - kort samengevat en voor zover van belang - voor boom 135 is aangegeven dat beuken bekend staan om hun gevoeligheid voor zware snoei, zonlicht en slechte aanpassingsvermogen. Door het verlies van en schade aan de wortels en door de afname van de doorwortelbare ruimte (als gevolg van de bouw van de woning en de eind 2019 geplaatste damwand) is de verwachting dat de conditie van boom 135 zal verminderen en daardoor vatbaar zal worden voor secundaire aantastingen. Voorts is aangegeven dat uit stabiliteitsonderzoek in mei 2020 is gebleken dat de boom een bezwijkmoment heeft van 80%. Daarom is geadviseerd om de boom zwaar te reduceren (snoeien). Ook als gesnoeid wordt neemt dit volgens [naam 4] echter niet weg dat de positionering van boom 135 ten opzichte van de te realiseren woning een potentieel risico met zich meebrengt.
4. Bij besluit van 25 mei 2021 is de aanvraag op basis van een daartoe opgestelde checklist afgewezen. Daarbij is overwogen dat boom 135 zich tot dan toe goed heeft gehouden en er geen zichtbare aanwijzingen zijn die erop wijzen dat boom 135 schever is komen te staan. Er zijn volgens verweerder daarom geen aanwijzingen dat boom 135 gevaarlijk is of wordt.
5. In bezwaar heeft eiser zich tegen het bestreden gekeerd. Daarbij heeft hij onder meer gesteld dat boom 135 wel een gevaar vormt voor de omgeving. Ook heeft eiser er onder meer op gewezen dat getoetst moet worden aan de weigeringsgronden uit de Algemene plaatselijke verordening (Apv), dat niet gebleken is dat verweerder dit heeft gedaan en dat niet is gebleken dat zich een in de Apv benoemde weigeringsgrond voordoet.
6.1
In bezwaar is op 30 juli mei 2021 een (aanvullende) checklist beoordeling kapvergunning team groenvoorzieningen opgesteld. Daarin is voor wat betreft de kap van boom 135 andermaal negatief geadviseerd, waarbij is overwogen dat niet gebleken is dat de boom schever is komen te staan of bepaalde aantastingen heeft. Daarnaast is aangegeven dat boom 135 landschappelijke en natuurhistorische waarden vertegenwoordigt.
6.2
Ook heeft verweerder in bezwaar Boomtotaalzorg de opdracht gegeven om boom 135 te onderzoeken en de boomtechnische aspecten die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag in kaart te brengen. Het hiervan opgemaakte rapport dateert van
7 september 2021. In het rapport wordt de actuele conditie van boom 135 besproken. Daarin is aangegeven dat de boom onderhoudssnoei zal behoeven, maar dat ondanks het wortelverlies geen sprake is van verhoogd risico op omwaaien. Wel is er risico op zonnebrand, maar dat risico is relatief gering, omdat boom 135 voor een groot deel van de dag aan de schaduwkant van de woning staat. Boom 135 vormt volgens Boomtotaalzorg wel een zeker risico voor de woning, maar elke boom die de woning kan bereiken vormt een risico. Verwacht wordt dat de boom uiteindelijk zal herstellen.
6.3
In het advies van 1 november 2021 over het bezwaar heeft de commissie bewaarschriften van de gemeente Bloemendaal als volgt overwogen:
In het primaire besluit is niet opgenomen op welke grond van de Apv de vergunning is geweigerd. Het besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd. In de checklist van 30 juli 2021 is dit echter wel opgenomen. Daarnaast is op de hoorzitting door de bomendeskundige toegelicht dat boom 135 natuurwaarde, landschappelijke waarde en in geringe mate cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt en dat de boom van waarde is voor behoud van de overige houtopstand. Volgens de commissie mag hier bij gebreke van een tegenadvies van worden uitgegaan. Volgens de bezwaarcommissie mag er gelet op de bevindingen van Boomtotaalzorg ook van worden uitgegaan dat de actuele gezondheid van boom 135 goed/normaal is en dat de kans op omwaaien niet extra groot is. De commissie is daarom van mening dat verweerder het belang bij het behoud van de beuk zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eiser bij de gewenste kap.
6.4
Verweerder heeft het bezwaar onder verwijzing naar het advies van de commissie ongegrond verklaard.
7. In beroep heeft eiser gesteld dat verweerder zijn besluitvorming onvoldoende heeft gemotiveerd, zowel wat betreft weigeringsgronden als wat betreft belangenafweging. De weigeringsgronden zijn slechts summier besproken en bij de belangenafweging zijn niet alle relevante omstandigheden en niet alle belangen van eiser betrokken. Verweerder had een integrale belangenafweging moeten maken, waarbij ook de bereidheid van eiser tot herplant betrokken had moeten worden en het feit dat het risico van omwaaien van de boom niet kan worden verzekerd. Eiser wijst op een recent in opdracht van hem door Donker Groen opgesteld tegenrapport van 13 december 2021, waarin is aangegeven dat boom 135 erg dicht bij de woning staat en de boom op lange termijn niet levensvatbaar is. Ook is aangegeven dat de bouwwerkzaamheden de beuk geen goed hebben gedaan.
Juridisch kader
8.1
Artikel 2.2 van de Wabo luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
8.2
Artikel 4:11 van de Apv luidt, voor ozover van belang, als volgt:
Kapverbod
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.
Artikel 4:13 van de Apv luidt, voor zover van belang, als volgt:
Weigeringsgronden en voorschriften
1. Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen.
2. Een vergunning kan worden geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand:
a. natuur- en milieuwaarden;
b. landschappelijke waarden;
c. cultuurhistorische waarden;
d. waarden van stads- en dorpsschoon;
e. waarden voor recreatie en leefbaarheid;
f. beeldbepalende waarden;
g. waarde voor behoud van de overblijvende houtopstand
h. dendrologische waarden.
Beoordeling
9. Niet in geschil is dat vanwege het bepaalde in de Apv voor de kap van boom 135 een omgevingsvergunning is vereist als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo.
10.1
Verweerder heeft zich onder verwijzing naar het oordeel van Boomtotaalzorg en de bomendeskundige (die aanwezig was tijdens de hoorzitting in bezwaar) op het standpunt gesteld dat boom 135 natuurwaarde, landschappelijke waarde en in geringe mate ook cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt en daarnaast van waarde is voor behoud van de overige houtopstand.
10.2
Eiser heeft gesteld dat de motivering hiervan summier is, maar heeft de beoordeling van deze waarden niet inhoudelijk betwist. De rechtbank ziet daarom geen grond om de bomendeskundige(n) op dit punt niet te volgen.
10.3
Gelet op het oordeel van de bomendeskundige(n) over de waarden van boom 135 en gelet op het bepaalde in artikel 4.13, tweede lid, van de Apv was verweerder bevoegd om de gevraagde kapvergunning te weigeren.
11.1
Ter beoordeling ligt derhalve nog slechts voor de vraag of verweerder, gelet op de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de omgevingsvergunning voor de kap van boom 135 te weigeren. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
11.2
Eiser heeft gesteld de aanwezigheid van de boom gevaarlijk te vinden vanwege het gevaar van omwaaien en vanwege de aanwezigheid van dood hout in de kruin van boom dat uit de boom kan vallen. Eiser vreest daarom voor de veiligheid van zijn kinderen, vooral als zij in de tuin spelen in de buurt van de boom.
11.3.
Uit het onderzoek van Boomtotaalzorg volgt dat het gevaar voor omwaaien van boom 135 niet groter is dan normaal. [naam 1] van Donker Groen (deskundige meegebracht door eiser) heeft dit ter zitting in feite bevestigd door niet alleen te stellen dat de conditie van boom 135 in de toekomst zodanig zal verslechteren dat de boom over een periode van tussen 3 en 7 jaar gekapt zal moeten worden, maar ook te bevestigen dat op dit moment, mede omdat de boom wordt gesnoeid, niet gevreesd hoeft te worden voor het omwaaien van de boom.
11.4
Daarbij heeft de deskundige van verweerder ter zitting onweersproken gesteld dat eiser het gevaar voor vallende takken (dood hout) kan marginaliseren door boom 135 regelmatig (naar verwachting tweemaal per jaar) te laten snoeien.
11.5
Nu het gevaar op omwaaien naar verwachting niet groter is dan het gevaar op omwaaien van een willekeurige andere boom en nu het gevaar van vallend dood hout kan worden gemarginaliseerd door het regelmatig snoeien van boom 135, ziet de rechtbank geen grond om te oordelen dat verweerder de belangen van eiser bij de kap van de boom zwaarder had moeten laten wegen dan de belangen bij het behoud van boom 135. De enkele vrees voor omwaaien en vallende takken is daarvoor onvoldoende en van de volgens de deskundige van eiser op den duur te verwachten gevreesde verslechtering, die door de deskundige van verweerder gemotiveerd is weersproken (hij verwacht juist dat de boom 5 jaar nodig heeft om te herstellen), is nu in ieder geval nog geen sprake. Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen besluiten om geen omgevingsvergunning aan eiser te verlenen voor de kap van boom 135. De bereidheid van eiser tot herplant maakt dit niet anders. De stelling van eiser dat het omvallen van de boom niet te verzekeren zou zijn evenmin, omdat eiser deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Ter zitting is namelijk gebleken dat bij de verzekeringsaanvraag die is afgewezen er ten onrechte van is uitgegaan dat boom 135 ziek zou zijn.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.