ECLI:NL:RBNHO:2022:12393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
C/15/332654 HA RK 22-167
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in strafzaak

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, geboren op 20 oktober 1982 in Israël en thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol. Het verzoek was gericht tegen mr. G.D. Kleijne, de rechter die belast was met de beoordeling van de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de hoofdzaak met parketnummer 15-004598-22. Tijdens de zitting op dezelfde dag heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Melliti, zijn bezwaren tegen de rechter toegelicht. De verzoeker stelde dat de rechter op boze toon had gezegd dat hij de schorsingsvoorwaarde had overtreden, wat volgens hem duidde op vooringenomenheid en partijdigheid.

De rechtbank heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld en vastgesteld dat de rechter in zijn rol als ondervrager handelde en dat zijn opmerkingen niet duidden op vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd, geen grond vormden voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter mr. C.S. Schoorl, samen met de leden mr. R.H.M. Bruin en mr. N. Boots. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/332654 / HA RK 22-167
Beslissing van 7 oktober 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
geboren op 20 oktober 1982 te [geboorteplaats] (Israël),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol,
hierna te noemen: verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. G.D. Kleijne,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

Verzoeker heeft op 7 oktober 2022 in raadkamerzitting de wraking verzocht van de rechter die in deze rechtbank, team Straf Haarlem, was belast met beoordeling van de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de strafzaak met als parketnummer 15-004598-22 (hierna te noemen: de hoofdzaak).
1.1
De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.2
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 7 oktober 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Melliti. Voorts zijn verschenen de rechter en de officier van justitie in de hoofdzaak.

2.De uitgangspunten

2.1
Verzoeker is verdachte in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer. Hij is op 6 januari 2022 in verzekering gesteld en is aansluitend in voorlopige hechtenis genomen.
2.2
De meervoudige strafkamer van deze rechtbank heeft op 3 oktober 2022 de voorlopige hechtenis van verzoeker onder voorwaarden geschorst. Een van de voorwaarden was dat verzoeker moest verblijven op het door hem opgegeven verblijfadres aan de [adres] .
2.3
De officier van justitie heeft op 7 oktober 2022 de opheffing van de schorsing gevorderd, omdat verzoeker deze schorsingsvoorwaarde niet zou zijn nagekomen. Deze vordering is behandeld op de raadkamerzitting van 7 oktober 2022, waar verzoeker vervolgens de rechter heeft gewraakt.

3.De standpunten

3.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd. De rechter heeft letterlijk en op boze toon gezegd dat verzoeker de schorsingsvoorwaarde heeft overtreden en dat verzoeker moest verblijven op [adres] . Er is sprake van vooringenomenheid en partijdigheid op het moment dat de rechter dat heeft gezegd, omdat de officier van justitie nog een standpunt moest innemen en de rechter nog een beslissing moest nemen op de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
3.2
De rechter heeft naar voren gebracht dat hij de betreffende uitlating heeft gedaan in het kader van de ondervraging van verzoeker en dat daaruit geen vooringenomenheid blijkt. Hij herkent zich niet in het verwijt dat hij dit op boze toon heeft gezegd.
3.3
De officier van justitie heeft ter zitting van de wrakingskamer toegelicht dat de rechter constateerde dat de verzoeker niet op het betreffende adres verbleef en dat hij in vragende zin zei dat de verzoeker daarmee de schorsingsvoorwaarden had overtreden. De verzoeker antwoordde daar vervolgens ook op. Er is volgens de officier van justitie daarom geen sprake van (schijn van) vooringenomenheid.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
Tijdens de zitting in de hoofdzaak werd de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker behandeld. De rechtbank stelt vast dat de rechter verzoeker heeft ondervraagd om vast te stellen wat er was gebeurd, wat tot zijn taak als rechter behoort. Daarbij kan ook passen dat een rechter een verdachte (stevig) confronteert met feiten die uit andere bewijsmiddelen in het dossier kunnen volgen, zonder dat daarmee sprake is van vooringenomenheid. In die onderzoeksfase heeft de rechter verzoeker voorgehouden dat verzoeker een schorsingsvoorwaarde had overtreden door niet op het in de schorsingsvoorwaarden vermelde adres te verblijven. Naar het oordeel van de rechtbank maakte de rechter deze opmerking in het kader van de ondervraging en kan daaruit niet worden afgeleid dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid, mede in aanmerking genomen dat de rechter daarmee nog geen beslissing op de vordering had genomen en er voldoende ruimte zou volgen voor de verdediging om daarna haar standpunt over de feiten en de vordering naar voren te brengen. De raadsvrouw heeft zich gestoord aan de (boze) toon waarop de rechter voornoemde opmerking zou hebben gemaakt. Dit kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.3
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren dan ook geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
5.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de officier van justitie in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mr. R.H.M. Bruin en mr. N. Boots, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van J.A. Huismans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2022.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.